Het belastingrecht heeft er een procesvorm bij. Sinds 1 januari 2016 kan de feitenrechter door middel van een prejudiciële vraag een rechtsvraag aan de belastingkamer van de Hoge Raad voorleggen. Deze mogelijkheid bestaat voor civiele zaken sinds 1 juli 2012. De procedure voor fiscale prejudiciële vragen sluit daar in hoofdlijnen bij aan. De voorwaarden voor het stellen van de prejudiciële vraag en de wijze waarop de procedure in fiscale zaken werkt, is geregeld in de nieuwe artikelen 27ga tot en met 27ge AWR. Als gevolg van deze wijziging kan iedereen die in fiscale zaken procedeert in een vroegtijdig stadium met deze procedure bij de Hoge Raad te maken krijgen.

Gelet daarop schets ik hierna de hoofdlijnen van deze procedure1.

Prejudiciële vragen: in welke zaken?

De vraag die door de feitenrechter aan de Hoge Raad kan worden voorgelegd moet op grond van artikel 27ga AWR een rechtsvraag zijn. Tevens moet beantwoording van de rechtsvraag nodig zijn om in de bij de feitenrechter voorliggende zaak te kunnen beslissen.

In de wet is niet het vereiste opgenomen dat het een rechtsvraag moet zijn die in talrijke vergelijkbare geschillen speelt, zoals voor civiele zaken wel in de wet is opgenomen. Uit de memorie van toelichting2 volgt dat het de bedoeling van de wetgever is dat het moet gaan om rechtsvragen die (potentieel) in een groot aantal vergelijkbare gevallen spelen. Het is de vraag hoe dit in de praktijk gaat werken. Gaat de feitenrechter bij andere feitenrechters informeren of de rechtsvraag daar ook speelt en in hoeveel zaken? Of wordt deze vraag door de feitenrechter bij de inspecteur neergelegd omdat hij het makkelijkst in beeld kan brengen in hoeveel zaken de rechtsvraag speelt. Indien een verzoek aan de feitenrechter tot het stellen van een prejudiciële vraag wordt gedaan, is het raadzaam te vermelden in welke andere zaken de rechtsvraag speelt. Dit kan bijvoorbeeld door naar uitspraken te verwijzen.

Verloop procedure bij de feitenrechter

Het stellen van een prejudiciële vraag kan op verzoek van een partij of door de feitenrechter ambtshalve worden gedaan. Indien de feitenrechter voornemens is een rechtsvraag aan de Hoge Raad voor te leggen, dient hij partijen in de gelegenheid te stellen op dit voornemen en de inhoud van de voor te leggen vraag te reageren.

Als de feitenrechter daarna besluit een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad te stellen, verzendt hij een afschrift van zijn beslissing naar de Hoge Raad. In deze beslissing wordt opgenomen het onderwerp van het geschil, de vastgestelde feiten en de door partijen ingenomen standpunten. De feitenrechter mag ook een antwoord, alternatieve antwoorden of een richting voor beantwoording van de prejudiciële vraag in zijn beslissing opnemen.

Na verzending van de beslissing wordt de behandeling van de zaak bij de feitenrechter geschorst tot een afschrift van de beslissing van de Hoge Raad is ontvangen. Feitenrechters bij wie zaken aanhangig zijn waarin dezelfde rechtsvraag speelt kunnen de zaak schorsen. Zij zijn daartoe niet verplicht omdat individuele omstandigheden tot een voortvarende behandeling van de zaak kunnen nopen. Geen schorsing lijkt daarmee eerder uitzondering dan regel. Indien in een zaak een rechtsvraag speelt waarvan wordt vermoed dat deze in meerdere zaken speelt, is het verstandig na te gaan of deze rechtsvraag reeds aan de Hoge Raad is voorgelegd3. Indien dat het geval is, kan de rechter worden verzocht de zaak te schorsen en kan worden nagegaan of opmerkingen kunnen worden gemaakt in de zaak die aan de Hoge Raad is voorgelegd4.

Verloop procedure bij de Hoge Raad

De procedure bij de Hoge Raad is evenals de cassatieprocedure grotendeels schriftelijk. Partijen krijgen de mogelijkheid om naar aanleiding van de prejudiciële vraag schriftelijk opmerkingen te maken. De beoordeling of daarna nog een mondelinge dan wel schriftelijke toelichting mag worden gegeven, ligt in tegenstelling tot de gewone cassatieprocedure bij de Hoge Raad. De Hoge Raad kan indien het belang van de zaak dit geraden doet voorkomen een termijn bepalen voor mondelinge of schriftelijke toelichting. Partijen kunnen hier wel toe verzoeken maar dat verzoek hoeft niet te worden gehonoreerd. Het geven van een toelichting is niet uitsluitend voorbehouden aan advocaten wat in de cassatieprocedure wel het geval is.

In de prejudiciële procedure wordt de procureur-generaal gehoord. Hij kan in de zaak een conclusie nemen. Indien een conclusie wordt genomen krijgen partijen evenals in de cassatieprocedure de gelegenheid daarop te reageren. Aangezien de voorgelegde vraag een rechtsvraag moet zijn die in meerdere gevallen speelt, ligt het voor de hand dat de procureur-generaal in veel van deze zaken een conclusie zal nemen. Dit lijkt mij ook goed voor het draagvlak van de beslissing die de Hoge Raad neemt aangezien de Hoge Raad door middel van de conclusie grondig wordt geïnformeerd over de mogelijkheden voor beantwoording van de voorliggende rechtsvraag.

Inbreng door anderen dan partijen

Nieuw in deze procedure is dat de Hoge Raad kan bepalen dat ook anderen dan partijen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk opmerkingen te maken. De Hoge Raad kan bepalen op welke wijze dit gebeurt zoals bijvoorbeeld via de website van de Hoge Raad. In dat kader is het interessant om de website van de Hoge Raad in de gaten te houden. Ook kan de Hoge Raad anderen dan partijen uitnodigen om ter zitting aanwezig te zijn om over de opmerkingen te worden gehoord.

Deze mogelijkheid is ingevoerd omdat het om breder levende rechtsvragen zal gaan en het aan de acceptatie van de beantwoording van de rechtsvraag kan bijdragen indien de zaak zo breed mogelijk wordt belicht.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad doet schriftelijk uitspraak en verzendt deze naar de feitenrechter en partijen. Op grond van artikel 27gc, lid 8, AWR kan de Hoge raad afzien van beantwoording van de rechtsvraag indien de vraag zich niet voor beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing leent of van onvoldoende gewicht is om te beantwoorden. De Hoge Raad kan de zaak met deze formulering afdoen en hoeft dit niet te motiveren. Een afdoening die vergelijkbaar is met toepassing van artikel 81 RO aangezien geen motivering hoeft te worden gegeven.

Toepassing in de praktijk

De prejudiciële procedure zal vermoedelijk niet vaak worden toegepast omdat deze ziet op rechtsvragen die in een groot aantal vergelijkbare gevallen spelen. Meestal is in procedures bij de feitenrechter een behoorlijk grote feitelijke component aanwezig. Wellicht hebben feitenrechters al een aantal rechtsvragen op de plank liggen die zij dit jaar aan de Hoge Raad zullen voorleggen.

Een vraag die zich mijns inziens leent om via een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad voor te leggen, is de vraag of de onbeperkte navorderingstermijn van artikel 66, lid 3, SW door de beugel kan en meer in het bijzonder of deze mag worden toegepast indien de navorderingsbevoegdheid bij het invoeren van die bepaling reeds was verstreken. Hierbij komt de vraag op hoe zo'n prejudiciële vraag kan worden opgebouwd. Indien in een zaak de onbeperkte navorderingsbevoegdheid wordt toegepast terwijl die bevoegdheid al was verstreken, kan indien wordt geoordeeld dat het herleven van de navorderingsbevoegdheid niet is toegestaan de zaak worden afgedaan, zie Rechtbank Noord-Holland5  en Rechtbank Gelderland6.

Echter de rechtsvraag of een onbeperkte navorderingsbevoegdheid überhaupt door de beugel kan hoeft dan in die zaak niet te worden beantwoord. Deze vraag kan in zaken die zijn aangehouden wel aan de orde komen. Zal de Hoge Raad dan op al deze vragen ingaan of slechts een antwoord geven waarmee de zaak kan worden afgedaan? Het in de breedte ingaan op deze problematiek sluit het meest aan bij de doelstelling om snel duidelijkheid over rechtsvragen te krijgen. Echter de vraag moet relevant zijn om in het geschil te beslissen. In hoeverre zal dat beperkend werken en zullen er dan meerdere soortgelijke prejudiciële vragen aan de Hoge Raad worden voorgelegd?

Kortom de mogelijkheid om prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen, zal de nodige boeiende vragen op gaan roepen en snellere antwoorden tot gevolg gaan hebben. Voor de praktijk is het van belang na te gaan of in lopende en nieuwe procedures rechtsvragen spelen die in meerdere zaken aan de orde zijn. Indien dat het geval is, kan de feitenrechter worden verzocht een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. Voorts is het van belang in de gaten te houden welke vragen bij de Hoge Raad zijn voorgelegd zodat daar in lopende procedures rekening mee kan worden gehouden.

---------------------------------------------------

1Voor een uitgebreidere toelichting verwijs ik naar het commentaar bij de artikelen 27ga tot en met 27ge AWR in NDFR en naar de bijdrage van E.A.G. van der Ouderaa, ‘Het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad' in ‘Een eeuw cassatie in belastingzaken', TFB 2015/8.
2Kamerstukken II 34305, nr. 3, blz. 53.
3Vermoedelijk zal evenals in civiele zaken een overzicht op de website van de Hoge Raad worden gepubliceerd.
4Zie hierna inbreng door anderen dan partijen.
5Rechtbank Noord-Holland 18 juni 2015 ECLI:NL:RBNHO:2015:4824.
6Rechtbank Gelderland 3 november 2015 ECLI:NL:RBGEL:2015:6628.

 

Informatiesoort: Column

Rubriek: Bronbelasting

14

Gerelateerde artikelen