Geheel onverwachts reikt het Register Belastingadviseurs het ministerie van Financiën een oplossing aan voor het box 3-probleem waar het nu al jaren mee worstelt: schaf box 3 af en belast vermogensinkomsten ‘gewoon’ in box 1. Hulde aan het RB, want als je daar wat dieper over nadenkt, blijkt dat een geniale gedachte te zijn!

Op de eerste plaats is dit gedachtegoed van het RB dogmatisch zo zuiver als de Cullinan diamant. Als het kabinet inderdaad de bedoeling heeft om vanaf enig jaar (2027?) de werkelijk genoten vermogensinkomsten te belasten in plaats van een forfaitair inkomen berekend over de waarde van het vermogen (daarmee hoe je het ook wendt of keert, feitelijk toch een verkapte, gedifferentieerde vermogensbelasting), is er geen rechtvaardiging meer om vermogensinkomsten te belasten in een aparte box 3.

Waarschijnlijk is het voor het kabinet een brug te ver om zover ‘out of the box 3’ te denken, maar het is wel degelijk dé enige juiste visie. Daarom mijn oproep aan het kabinet: gooi de oogkleppen af en verlaat de gebaande paden. Ik besef dat ik met voorgaande zin waarschijnlijk een roepende in de woestijn ben, maar mijn advies aan het ministerie van Financiën is zeer welgemeend: bestudeer het RB-voorstel serieus en besef welke ongekende oplossingen dat biedt! Want werkelijke vermogensinkomsten in een box 3 blijven belasten, blijft doormodderen. Het RB-voorstel om vermogensinkomsten voortaan in box 1 te belasten, lost de problematiek rondom het belasten daarvan ten principale op.

De rechtvaardiging om ooit vermogensinkomsten vanaf 2001 in een aparte box 3 te belasten in plaats van in box 1, was de volstrekt andere berekening van het te belasten inkomen: niet de werkelijke inkomsten (zoals in box 1 het geval is) moesten worden belast, maar een forfaitair inkomen van destijds 4 procent. Nu niet langer wordt uitgegaan van een heffing over een forfaitair rendement maar weer over het werkelijke rendement, horen vermogensinkomsten in box 1 thuis en is box 3 overbodig. Sterker nog, het zou dogmatisch een blunder zijn om box 3 te laten voortbestaan.

Ogenschijnlijk is het vreemd om geen verschil meer te maken tussen inkomen dat iemand met zijn arbeid genereert en inkomen dat iemand met zijn vermogen genereert. Maar waarom zouden arbeidsinkomsten zwaarder of juist lichter moeten worden belast dan vermogensinkomsten? Moet iemand, die met een 32-urige werkweek € 32.000 per jaar verdient, meer belasting betalen dan iemand die een paar uur per dag achter zijn computer zit en met handel in crypto in een jaar ook € 32.000 verdient? Of iemand die als freelancer af en toe wat cursussen geeft, en zo ook € 32.000 per jaar verdient? Of iemand die handig is op de derivatenmarkt en daarmee zonder een ‘echte baan’ te hebben ook € 32.000 verdient?

Maar ook politiek moet de oplossing van het box 3-probleem die het RB aandraagt bij veel partijen als muziek in de oren klinken. Want er komt één progressief belastingtarief voor arbeids- én vermogensinkomsten:

  • mensen met een bescheiden vermogen worden tot een bepaald vermogensinkomen geheel ontzien. Het RB noemt als voorbeeld € 3000 aan vermogensinkomsten. Daardoor mogen spaarders bij een rente van bijvoorbeeld 1procent € 300.000 aan spaargeld hebben en aandelenbeleggers bij een rendement van bijvoorbeeld 5 procent € 60.000;
  • mensen met een hoog rendement betalen meer belasting dan mensen met een laag rendement. Daarom mogen teruggerekend spaarders meer spaargeld hebben dan beleggers aandelen mogen hebben. Aandelen genereren gemiddeld genomen nu eenmaal meer vermogensinkomsten dan spaargeld. En we willen de inkomsten belasten, geen de vermogens;
  • mensen met een bepaald arbeidsinkomen en daarnaast hoge vermogensinkomsten betalen door de progressie in box 1 meer belasting dan mensen met hetzelfde arbeidsinkomen maar dan met lagere vermogensinkomsten;
  • mensen die naast een hoog arbeidsinkomen ook nog vermogensinkomsten hebben (boven het heffingvrij bedrag van vermogensinkomsten) betalen over die vermogensinkomsten meer belastingheffing dan mensen met een laag arbeidsinkomen met dezelfde vermogensinkomsten.

Ik heb daar eerlijk gezegd wel een beeld bij. Waarom moet iemand die € 50.000 met zijn werk verdient en daarnaast € 50.000 vermogensinkomsten heeft, minder belasting betalen dan iemand die € 100.000 met zijn werk verdient? Of meer of minder dan iemand die niet werkt, maar alleen € 100.000 vermogensinkomsten heeft? Het gaat om de gecreëerde bestedingscapaciteit en daarbij maakt het naar mijn mening niet uit of de oorsprong arbeid of kapitaal is.

Dat is overigens in de winstsfeer nu toch niet anders? Een ondernemer die met veel eigen arbeid maar weinig eigen vermogen (dus met veel geleend geld) een resultaat van € 100.000 haalt, wordt toch ook even zwaar belast als een ondernemer die ook € 100.000 verdient, maar dan met veel eigen vermogen en minder eigen arbeid (dus met ingehuurde krachten)? Het maakt bij een ondernemer toch niet uit wat de winst genereert: arbeid of kapitaal? Waarom dan bij een particulier wel?

Op de tweede plaats lost het belasten van vermogensinkomsten in box 1 geweldig veel problemen in de fiscale praktijk op. Sowieso belastingheffing over werkelijke vermogensinkomsten in plaats van over forfaitaire vermogensinkomsten. Maar alles (arbeid en vermogen) in één box belasten, maakt de fiscale wetgeving nóg eenvoudiger, transparanter en vooral robuuster. En mede daardoor ook beter uitvoerbaar voor de Belastingdienst. Door het fiscaal gelijk behandelen van arbeidsinkomsten en vermogensinkomsten, verdwijnt namelijk simpelweg het sfeerverschil tussen box 1 en box 3.

In combinatie met belastingheffing over het werkelijke inkomen in plaats over een forfaitair inkomen, noem ik als voorbeelden:

  • geen sfeerverschil meer tussen box 1 en box 3: het maakt niet uit of een inkomst wordt belast als resultaat uit overige werkzaamheden of als vermogensinkomst (denk aan de huidige sfeerovergang bij vastgoedontwikkeling door particulieren);
  • dus ook geen boxhoppen en peildatumarbitrage meer;
  • niet of nauwelijks nog sfeerverschil tussen box 1 en box 2, waardoor de ‘spaar-bv’ om box 3-heffing te vermijden waarschijnlijk een zachte dood zal sterven;
  • er is geen tbs-regeling meer nodig: het maakt bijvoorbeeld niet meer uit of ik mijn bedrijfspand verhuur aan mijn eigen bv of aan een derde;
  • geen lucratief belang meer, want de vermogenswinst op bijvoorbeeld aandelen die nu een lucratief belang vormt, wordt sowieso door de allocatie van die aandelen in box 1 belast;
  • de bijleenregeling verliest haar belang, want betaalde rente op leningen wordt altijd in box 1 aftrekbaar, ongeacht of hij valt in de eigenwoningregeling of vermogensinkomstenregeling. Wat het afschaffen van de bijleenregeling alleen al aan complexiteit in de uitvoering scheelt, is met geen pen te beschrijven. Idem voor restschulden, fiscale aflossingsstanden en noem maar op. Hosanna!

Dat, in plaats van via een schakelbepaling in box 3. Daarmee los je maar een deel van de problemen op. Je houdt de sfeerverschillen.

Maar het allermooiste gevolg van het opnemen van vermogensinkomsten in box 1, is het effect op de verliescompensatieregeling. Sowieso zal in de praktijk verliescompensatie in het RB-voorstel al minder vaak voorkomen dan nu het geval is, omdat je eerst bijvoorbeeld negatieve winst uit onderneming ‘intern’ in box 1 moet compenseren met positieve vermogensinkomsten. En omgekeerd.

Maar je voorkomt vooral de noodzaak van een nieuwe, separate verliescompensatieregeling in box 3. Want als je box 3 kunstmatig in de lucht zou houden, is een vorm van verliescompensatieregeling in box 3 een vereiste. Welnu, je voorkomt een gedrocht van nóg een verliescompensatieregeling (naast de bestaande verliescompensatieregeling in box 1 en de bestaande verliescompensatieregeling in box 2) door alle inkomsten uit arbeid én vermogen in één box te belasten. Negatief vermogensinkomen loopt gewoon mee in de huidige verliescompensatieregeling van box 1. Eenvoud troef, en dat is toch één van de speerpunten van het beleid van onze huidige staatssecretaris van Financiën?

Maar ik hoor de politiek nu al weer sputteren: het zal toch niet zo zijn dat iemand met een negatief inkomen uit vermogen (omdat hij bijvoorbeeld aandelen met verlies nu expres heeft verkocht) mag verrekenen met positief arbeidsinkomen in dat jaar? Ja, dat zal wel. Dat móet juist kunnen. Iemand die aandelen met verlies verkoopt, heeft ook daadwerkelijk dat verlies geleden. Dat is geen kunstmatig gecreëerd papieren verlies, maar een echt geleden verlies in euro’s. Daarom heeft hij ook recht op compensatie. En als hij dat verlies niet in jaar n mag compenseren met arbeidsinkomen, moet hij het in elk geval in jaar n+1 moeten kunnen compenseren met andere vermogensinkomsten. Ofwel, het zou alleen maar een verschuiving in de tijd zijn. Daarnaast komt een compensatie binnen box 1 de progressie in box 1 ten goede.

Dit alles heeft het RB uitgebreid uitgewerkt in zijn goed doorwrocht advies aan het ministerie van Financiën. In een notendop:

  • werkelijke vermogensinkomsten worden belast, geen forfaitaire (dus bedachte) inkomsten;
  • box 3 wordt niet langer ervaren als een vermogenstaks, wat psychologisch meer weerstand bij belastingplichtigen oproept dan een inkomstenbelasting;
  • bij het bepalen van de omvang van de vermogensinkomsten sluit men aan bij het bestaande, geheel uitgekristalliseerde winstbegrip in box 1;
  • onzakelijke elementen worden door de toepassing van het winstregime geëlimineerd: een zakelijke schuld die niet inbaar blijkt te zijn, vormt negatief inkomen. Bij een kwijtschelding van een schuld op een eigen kind zal dat minder snel aan de orde zijn;
  • de arbeidskorting voor werkenden gaat door belastingheffing van vermogensinkomsten in box 1 niet verloren;
  • een step up-regeling om vermogenswinsten vanaf enig jaar te kunnen belasten wordt praktisch vormgegeven;
  • een regeling voor objectieve vrijstellingen, zoals die nu ook in box 3 gelden, komt terug;
  • er is voorzien in een tariefkorting en een heffingsdrempel voor vermogensinkomsten;
  • een optie wordt geboden voor een vermogensaanwasbelasting voor o.a. effecten en crypto;
  • belastingheffing over het privégebruik van een tweede woning is geregeld;
  • de verliescompensatie is geregeld;
  • de hele problematiek die in box 3 gaat spelen op het gebied van blooteigendom/vruchtgebruik, economisch belang, verschil tussen onderhoudskosten en investeringsuitgaven, is opgelost.

Werkelijk, Haarlemmerolie is er niets bij.

Wel moet nog een aantal politieke besluiten worden genomen:

  • Wil je vermogensinkomsten effectief tegen een lager tarief belasten dan andere box 1-inkomsten zoals nu ook het geval is? Zo ja, creëer dan inderdaad een tariefkorting, vergelijkbaar met de huidige tbs-vrijstelling. Mijn advies: niet doen.
  • Wil je bij vastgoed wel of geen herinvesteringsreserve of een regeling vergelijkbaar met de ruilarresten voor waardemutaties creëren? Zo ja, verklaar dan ook art. 3.54 Wet IB 2001 van toepassing op beleggingen. Mijn advies: niet doen: schrap alle fiscale faciliteiten voor ondernemingsvermogen voor beleggers. Sta op vastgoedbeleggingen bijvoorbeeld geen afschrijvingen toe, ook geen willekeurige afschrijvingen, geen investeringsaftrek, geen egalisatiereserve, geen doorschuiffaciliteiten bij overlijden e.d., geen stakingsaftrek. Nee, geen van dit soort ondernemingsfaciliteiten. Mede in het kader van de eenvoud. We praten ook over beleggingen, niet over ondernemingsvermogen.

En ik zie ten slotte nog een substantieel voordeel in het RB-voorstel. Alleen weet ik dat ik eigenlijk geen uitspraken moet doen over ICT, laat staan over ICT bij de overheid. Want als twee dingen niet samengaan, is het deze Van Uunen en ICT. Maar als leek heb ik het vermoeden dat het ‘ombouwen’ van het huidige art. 3.91 Wet IB 2001 tot een heffingsgrondslag voor alle vermogensinkomsten i.p.v. alleen tbs-inkomsten, IC-technisch makkelijker is, dan het configureren van een geheel nieuwe box 3… Ik heb zelfs de (weliswaar volstrekt ongefundeerde) hoop dat een systeem van belastingheffing over vermogensinkomsten in box 1 niet eens tot 2027 hoeft te wachten!

Het RB heeft de wetenschappelijke en historische kennis over de inkomstenbelasting waar het over beschikt, perfect gekruist met zijn praktijkkennis. Het RB weet precies hoe de hazen in de fiscale praktijk lopen. Dat blijkt onmiskenbaar uit dit document. Praktijkervaring die bij de ambtenaren van het ministerie van Financiën, hoe goed hun bedoelingen ook zijn, niet aanwezig is en je daar ook niet aanwezig mag verwachten. De praktijkgerichtheid druipt van het RB-voorstel af.

Ten slotte nog één opmerking over de benaming van dit RB-voorstel. Een aantal fiscalisten onder ons, vooral diegenen die licht kalend en/of grijzend zijn, hebben ongetwijfeld last van een déjà vu doordat ze in het RB-voorstel aspecten van de Wet IB 1964 herkennen. En zouden het al dan niet per ongeluk een ‘Wet IB 1964 2.0’ kunnen noemen. Ofwel, terug naar vorige eeuw.

Dat zou niet goed zijn, en het RB-voorstel tekort doen. Er is namelijk een groot verschil tussen de heffing over vermogensinkomsten onder de Wet IB 1964 en het RB-voorstel: heffing over vermogensinkomsten vindt in het RB-voorstel plaats volgens het winstregime. En niet volgens art. 24 e.v. Wet IB 1964. Dat houdt in dat naast de reguliere jaarlijkse inkomsten (rente, pacht, dividend, huur, royalty’s, e.d.) ook vermogenswinsten (waardemutaties van aandelen, obligaties, vastgoed, crypto, e.d.) worden belast. En dat was het mankement van de Wet IB 1964.

Ik ben zelf ook licht grijzend en kalend en weet daardoor dat het destijds een sport was om belaste jaarinkomsten om te zetten naar onbelaste vermogensmutaties. Die sport kun je in het RB-voorstel niet beoefenen. Het geniale van de RB-oplossing is simpelweg dat je de in de bestaande jurisprudentie uitgekristalliseerde totaalwinst- en jaarwinstbegrippen direct in box 1 toepast op vermogensinkomsten. Dat maakt de heffing over vermogensinkomsten robuust. Je maakt gebruik van bestaande wet- en regelgeving, in plaats van opnieuw het wiel in box 3 uitvinden.

En nu maar hopen dat ‘Den Haag’ dit aanbod van kennis en praktijkervaring van het Register Belastingadviseurs aanvaardt.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

479

Gerelateerde artikelen