Bij het doen van belastingaangifte kun je in onzekerheid verkeren over verschillende onderwerpen. Sommige mensen twijfelen echter niet maar weifelen. Zij stellen zich bij de openbaring van hun inkomsten namelijk bloot aan strafrechtelijke vervolging. In deze column zal ik ingaan op zowel de twijfelaars als de weifelaars.

Om de verschuldigde heffing vast te kunnen stellen, moet de Belastingdienst beschikken over bepaalde gegevens van de belastingplichtige. De aangifte is zo ingericht dat de Belastingdienst die gegevens krijgt. De inspecteur is bij het opleggen van de aanslag niet gebonden aan de verstrekte gegevens maar kan daarvan afwijken.

Anderzijds ben je niet vrij om de vragen van het aangiftebiljet te beantwoorden al naar gelang het jou uitkomt. Wettelijk uitgangspunt is dat de aangifte duidelijk, stellig en zonder voorbehoud wordt gedaan. Het onjuist of onvolledig doen van aangifte kan dan ook bestuursrechtelijke (boete) of strafrechtelijke consequenties hebben.

Het is dus van groot belang om de vragen in het aangiftebiljet naar waarheid te beantwoorden c.q. een vinkje te zetten als daar aanleiding voor is. Maar de fiscaliteit is niet eenvoudig en over sommige zaken kan verschillend worden gedacht. Twijfel over het al dan niet moeten aangeven en de manier waarop dat moet gebeuren kan soms zeer begrijpelijk zijn. Hieronder zal ik toelichten hoe dit probleem op te lossen is.

Opties voor belastingplichtigen die twijfelen

Wanneer je als belastingplichtige twijfelt of en hoe iets moet worden aangegeven, dan zijn er in essentie twee mogelijkheden om je positie te 'verstevigen' c.q. de twijfels weg te nemen. Volledige zekerheid wordt verkregen door in vooroverleg te treden met de Belastingdienst. Elke belastingplichtige, zowel werknemer, (kleine) ondernemer als internationaal opererend bedrijf, kan om een dergelijk vooroverleg verzoeken.

Een tweede optie is dat tegelijk met het indienen van de aangifte een brief naar de Belastingdienst wordt gestuurd, waarin wordt uitgelegd waarom in de aangifte voor een bepaalde weg is gekozen. Laatstgenoemde optie is transparant en mocht de inspecteur uiteindelijk toch afwijken van de ingediende aangifte, dan kan de 'begeleidende brief' – waarin de afwegingen en argumenten staan genoemd die tot een bepaalde keuze hebben geleid – de schade van een eventuele fout beperken. De brief stelt de inspecteur in staat van zijn afwijkingsbevoegdheid gebruik te maken. Doet hij dat naar aanleiding van het in de brief gestelde, dan kan hij niet beboeten, omdat opzet en grove schuld ontbreken.

Achter de keuze voor één van deze twee opties kunnen strategische overwegingen ten grondslag liggen.

Mogelijkheden voor weifelaars

Zoals hierboven vermeld hebben sommige mensen niet zozeer twijfels of ze bepaalde baten moeten aangeven, maar maken ze zich door aangeven kwetsbaar voor strafrechtelijke vervolging. Ze willen dus iets verbergen voor de Belastingdienst. Inkomsten uit hennepkwekerij, wapenhandel of andere strafbare activiteiten zijn voorbeelden hiervan. Dit is niet bepaald informatie die mensen snel zullen delen met de Belastingdienst.

En bovendien, een belangrijk beginsel binnen het Nederlandse strafrecht is toch dat niemand gehouden is tegen zichzelf bewijs te leveren of mee te werken aan zijn eigen veroordeling? De betrokkenen zien dit als een rechtvaardiging om de Belastingdienst niet te informeren over voornoemde activiteiten en de inkomsten die daarmee zijn behaald. Hoe zit dit nu precies?

Nakoming van de fiscale aangifte- of inlichtingenplicht kan inderdaad een overtreding van de wet door de aangever blootleggen. Maar de opzettelijke niet-nakoming van de inlichtingenplicht wordt bedreigd met een bestuurlijke boete of strafvervolging. Dat is een dilemma.

Uit de rechtspraak volgt dat het recht om jezelf niet in strafrechtelijke zin te belasten de fiscale inlichtingenplicht niet aantast. Als vragen van de inspecteur van belang kunnen zijn voor de belastingheffing van degene aan wie ze worden gesteld, moeten die vragen worden beantwoord. Het zwijgrecht en het recht om jezelf niet te belasten zijn beperkt tot 'verklaringen omtrent de overtreding'. Als de gevraagde informatie (mede) een heffingsbelang vertegenwoordigt, dan heft het zwijgrecht de plicht om vragen daarover te beantwoorden niet op.

Inkomsten uit criminele of strafbare activiteiten zijn gewoon belast. Het niet aangeven van criminele inkomsten, met een beroep op het beginsel dat niemand gehouden is om mee te werken aan zijn eigen veroordeling, zal dus falen. Mochten strafbare activiteiten uiteindelijk aan het licht komen, en zou blijken dat daarmee inkomsten zijn behaald, dan zal de Belastingdienst als eerste op de stoep staan om hier alsnog belasting over te heffen.

Conclusie

Twijfel over de manier waarop een aangifte moet worden ingediend is soms zeer begrijpelijk. Om deze twijfel weg te nemen zijn er twee opties beschikbaar, (1) het vooroverleg (om volledige zekerheid te verkrijgen) of (2) het meesturen van een begeleidende brief waarin het eigen standpunt wordt toegelicht (om de schade van een eventuele fout te beperken).

Het recht om jezelf niet te belasten heeft in het geval van criminele inkomsten alleen betrekking op 'verklaringen omtrent de overtreding'. De fiscale inlichtingenplicht wordt hierdoor niet aangetast, zolang de gevraagde inlichtingen een heffingsbelang vertegenwoordigen.

Informatiesoort: Column

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Carrousel: Carrousel

150

Gerelateerde artikelen