Onlangs is het wetsvoorstel ‘Wet vereenvoudiging formeel verkeer belastingdienst' aan de Tweede Kamer aangeboden. De wijze van de heffing van de inkomstenbelasting wordt als het voorstel in deze vorm wordt aangenomen ingrijpend gewijzigd. Als we de titel van het voorstel moeten geloven wordt de wijze waarop straks de inkomstenbelasting wordt geheven een stuk eenvoudiger. De term ‘vereenvoudiging' krijgt alleen wel een geheel nieuwe invulling.

Om een voorbeeld geven. Stel de inspecteur vindt dat u opzettelijk een foute aangifte inkomstenbelasting hebt gedaan. Hij meent dat er te weinig inkomen is aangegeven en telt €100.000 bij, daarbij legt hij een boete op ex art. 67d AWR van 50% wegens het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte.

U bent het daar niet mee eens. Onder de huidige regelgeving kunt u dan gelijktijdig bezwaar maken tegen de aanslag en de boete en na afwijzing daarvan door de inspecteur kunt u in beroep, hoger beroep en beroep in cassatie. Einde procedure.

Dan het wetsvoorstel. In het voorstel wordt de bezwaarmogelijkheid voor de aanslag geschrapt. U moet dan om herziening van de aanslag vragen. Tegen de boete kunt en moet u, aldus de toelichting, nog wel bezwaar maken en zonodig beroep, hoger beroep etc instellen.

U zult misschien denken wat is nu helemaal het probleem. Wellicht twee procedures en dat is niet prettig maar is te overzien. Het probleem zit hem in de aanslag als grondslag van de boete. De boete is namelijk een percentage van de aanslag, in dit voorbeeld 50%. Deze aanslag kan volgens het voorstel alleen voorwerp van herziening zijn. Dat betekent dat het bezwaar tegen de boete in dit voorbeeld alleen gericht kan zijn tegen bijvoorbeeld de door de inspecteur gestelde opzet.

Om het nog ‘eenvoudiger' te maken, richt de herziening zich echter niet alleen tegen de aanslag maar ook tegen op het aanslagbiljet vermelde beschikkingen, waaronder de boetebeschikking. Herziening is dus ook gericht tegen de boete. Volgens de toelichting geldt dat ook als de boetebeschikking inmiddels onherroepelijk vaststaat. Welke onderdelen van de boetebeschikking kunnen nu precies in de herzieningsprocedure worden bestreden? Alleen de grondslag? Of ook weer de opzet? 

Als ook de opzet weer kan worden bestreden, vraag ik me af waarom een afzonderlijke procedure tegen de boete moet worden gevoerd en wat dan de waarde is van een oordeel daarover van de belastingrechter. Zou het niet vreemd zijn als dat oordeel van de rechter in de herzieningsprocedure gewoon aan de kant zou worden geschoven?

Het lijkt er dus op dat in de herzieningsprocedure alleen de grondslag kan worden bestreden. Ook dat kan tot opmerkelijke uitkomsten leiden, bijvoorbeeld dat in procedure 1, de procedure gericht tegen de boete, de opzet komt vast te staan, terwijl in procedure 2, de herzieningsprocedure, de bijtelling van het inkomen van €100.000 door de inspecteur niet kan worden bewezen. De boete gaat in dat geval alsnog van tafel. Procedure 1 is dan niet alleen compleet zinloos geweest, maar ook komt vast te staan dat u opzettelijk niet bewezen inkomen niet hebt aangegeven.

Ter voorkoming van twee afzonderlijke procedures kan de inspecteur met instemming van de belastingplichtige zonder voorafgaand verzoek om herziening bij de aanslag een voor bezwaar vatbare beschikking nemen. Het bezwaar tegen de aanslag en de boete kan dan gelijktijdig plaatsvinden. Stemt de belastingplichtige daarmee in dan is de situatie weer hetzelfde als onder de huidige wetgeving.

Zo ziet u maar weer, het wordt allemaal een stuk eenvoudiger!

Informatiesoort: Column

Rubriek: Bronbelasting

10

Gerelateerde artikelen