De Belastingdienst neemt op zijn website het standpunt in dat de verstrekking van een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering tot belast loon leidt, evenals de vergoeding van de premie ingeval de bestuurder de verzekering zelf heeft afgesloten. Ter voorkoming van inhouding wordt gesuggereerd dit loon als eindheffingsloon onder te brengen in de vrije ruimte. Als op de verzekering wordt uitgekeerd, is de uitkering volgens de Belastingdienst onbelast. Het standpunt wordt inmiddels ook uitgedragen onder het oude regime (pre-WKR). Het roept de vraag op naar de reikwijdte van het loonbegrip, nu het regime van de WKR hier mede onder begrijpt ‘hetgeen wordt vergoed of verstrekt in het kader van de dienstbetrekking'.

Het standpunt van de fiscus acht ik onjuist. Het komt naar mijn mening neer op een breuk met het empirische loonbegrip dat zich in de afgelopen 120 jaar in wetgeving, rechtspraak en doctrine heeft ontwikkeld, met een centrale rol voor wat maatschappelijk als loon of inkomen wordt
ervaren.
 
Het loonbegrip van art. 10 Wet LB 1964 kan helaas niet bogen op een bijster krachtige formulering, maar vaststaat dat ‘al hetgeen wordt genoten' duidt op voordeel. Er moet sprake zijn van een vergroting van de beschikkingsmacht van de werknemer. Dit kan zich op directe wijze voordoen, bij voordelen die alternatief aanwendbaar zijn, dan wel op indirecte wijze, als een verstrekking voorziet in een eigen behoefte en daarmee leidt tot een besparing op privé-uitgaven. Kennelijk is de redenering van de fiscus dat de verstrekking van een aansprakelijkheidsverzekering vergelijkbaar is met de gratis maaltijd in de bedrijfskantine, omdat de bestuurder of commissaris deze kosten anders privé had moeten maken. Hier zit de denkfout: het verschil is dat de verzekeringspolis een dekking biedt tegen nadelen verbonden aan de functie van bestuurder of commissaris. Het voorkomen van nadelen uit de dienstbetrekking is niet hetzelfde als het genieten van voordelen.
 
Het standpunt van de fiscus wordt ronduit bizar als we het aanhouden tegen HR 27 september 2000, nr. 34 934, BNB 2001/8. Een (onverzekerde) commissaris was met succes aansprakelijk gesteld door de curator van een failliete vennootschap. De schadevergoeding die de commissaris had moeten betalen, werd door de Hoge Raad aangemerkt als negatief loon, omdat de betaling haar oorzaak vond in de (inadequate) wijze van vervulling van de fictieve dienstbetrekking. De betaling kwam daarom integraal in aftrek. Uitgaande van het standpunt van de fiscus ten aanzien van de aansprakelijkheidsverzekering – premie belast, polis gaat over naar privé – is een uitkering door de verzekeraar onbelast, terwijl de betaling voor de bestuurder/commissaris op grond van rechtspraak aftrekbaar is als negatief loon. De verstrekking c.q. vergoeding van een aansprakelijkheidsverzekering die uitsluitend risico's dekt in de uitoefening van de functie, ligt naar mijn mening geheel buiten de loonsfeer. Loon ziet op voordelen genoten uit de dienstbetrekking, niet op de voorkoming van nadelen.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Loonbelasting

154

Gerelateerde artikelen