Het verlaagde tarief in de overdrachtsbelasting voor de verkrijging van woningen houdt de gemoederen nog steeds bezig. Aan de schier oneindige stroom procedures lijkt echter een einde te komen. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat de wettelijke tariefsvermindering niet in strijd is met de regels van internationale verdragen.

Overigens hebben de rechtzoekenden in deze procedures helemaal geen nadeel geleden. Vaak ging het om een belastingplichtige die net aan de verkeerde kant van de streep stond. Dat hij liever aan de andere kant van de streep zou staan, is een kwestie van andere orde.
 
Momenteel is er nog volop discussie omtrent de vraag welke objecten onder de reikwijdte van het begrip 'woning' vallen. De WBR zelf definieert het begrip 'woning' niet. De parlementaire geschiedenis van deze wet geeft ook geen definitie, maar rept over ‘onroerende zaken die naar zijn aard zijn bestemd voor bewoning.' Wanneer dit criterium niet de gewenste duidelijkheid biedt is, als een soort reservegetal, mede van belang de bestemming die de gemeente aan een onroerende zaak heeft gegeven. Uit de wettekst komt naar voren dat het gaat om een objectfaciliteit. Subjectieve aangelegenheden, zoals historisch of voorgenomen gebruik van een onroerende zaak, zijn geen relevant criterium voor de bepaling van de reikwijdte van het begrip 'woning'. Toch zegt de feitelijke aanwending veel over de aard van het object. De aard bepaalt immers het gebruik. Daarbij is het onderscheid woning ten opzichte van andersoortig vastgoed niet altijd scherp te maken. Zo zijn moderne of gerenoveerde (multipurpose-)vastgoedobjecten vaak zo ‘geaard' dat ze meerdere aanwendingsmogelijkheden
hebben.
 
Een aardige uitspraak waarin de objectbenadering naar voren komt, is de zaak waarin een tandarts zijn praktijk heeft gehouden in een rijtjeshuis (Hof Den Haag 21 juni 2016, nr. BK-16/00027, zie V-N 2016/41.1.3). Op enig moment wordt het pand verkregen door iemand die erin wil gaan wonen. De aard van het object is door het gebruik niet gewijzigd en bleef, aldus het hof, een woning, zodat bij aankoop door de nieuwe bewoner het verlaagde tarief van toepassing was. De objectbenadering maakt ook dat de tandarts uit bovengenoemde zaak die zijn zaak elders in een woning wil voortzetten, gewoon een woning kan verkrijgen tegen het verlaagde tarief. Aan de andere kant wordt de koper die een voormalig kinderdagverblijf aanschaft om deze om te bouwen tot een woning, geconfronteerd met 6% overdrachtsbelasting (zie Rechtbank Noord-Nederland 25 juli 2016, nr. AWB 15/3183). Dit is niet zoals de faciliteit oorspronkelijk is bedoeld. De regeling is immers per 15 juni 2011 in het leven geroepen als poging om de stagnerende woningmarkt vlot te trekken en de uitlatingen van minister-president Rutte, na afloop van de ministerraad op 17 juni 2011, waren direct gericht op de Nederlandse burgerij die toch vooral woningen moest kopen. Dit is kennelijk wel hoe de wettelijke regeling nu uitwerkt. Lex dura sed lex, voor sommigen althans.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

10

Gerelateerde artikelen