De donkere tijd van het jaar nodigt uit tot terugkijken en vooruitblikken. Op fiscaal terrein is daarvoor meer dan voldoende reden.

In V-N 2019/20.0 deed ik in deze rubriek een oproep aan de wetgever om uit de luie stoel te komen. Aanleiding was de uitspraak van Rechtbank Gelderland 20 september 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4043, V-N 2019/9.15. In die zaak waren echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, maar werden de meeste goederen van de gemeenschap uitgezonderd. De facto creëerden de echtgenoten een beperkte gemeenschap van goederen. Tot de gemeenschap behoorde slechts een bankrekening, waarop de man voorafgaand aan het huwelijk € 10 mln. stortte en de vrouw niets. De inspecteur zag hierin een schenking van € 5 mln. van de man aan de vrouw. De rechtbank oordeelde dat van een schenking geen sprake was.

Inmiddels is de Hoge Raad tot dezelfde slotsom gekomen (zie V-N 2021/21.11). Eind goed, al goed? Nee, dat is te gemakkelijk. Er zijn nog wel wat open eindjes. Want wat nu als de echtgenoten hetzelfde bereiken via de weg van een op maat gemaakt finaal verrekenbeding? Of een ‘echte’ beperkte gemeenschap creëren. Het risico bestaat dat de Belastingdienst het arrest zeer eng uitlegt. De kans op een procedure als een andere route wordt gevolgd, is aannemelijk. Je zou denken dat het dan de hoogste tijd is om een en ander fatsoenlijk te codificeren. Tijd voor actie! Maar nee, de wetgever houdt zich stil.

Die actie is des te meer gewenst na de belangwekkende uitspraak van Rechtbank Noord-Holland 20 november 2020, ECLI:NL:RBNHO:2020:9677 (V-N 2021/8.2.3). In die zaak zijn echtgenoten in algehele gemeenschap van goederen gehuwd, waarbij iedere echtgenoot is gerechtigd tot de helft van die gemeenschap. Na ruim twee jaar wijzigen zij de onderlinge verhoudingen. De man is vanaf dat moment gerechtigd tot 10% van de gemeenschap en de vrouw tot 90%. Kort daarna overlijdt de man. De inspecteur ziet hierin een schenking van de man aan de vrouw van 40% van het vermogen. De rechtbank gaat hierin niet mee en oordeelt dat geen sprake is van een schenking. Ook deze zaak zal de Hoge Raad wel bereiken. Het belang is immers groot. Als de Hoge Raad eveneens oordeelt dat geen sprake is van een schenking, staat de deur voor onbelaste vermogensverschuivingen tussen echtgenoten staande huwelijk nog verder open.

Is dat dan zo erg? In mijn eerdere column heb ik betoogd van niet. En nog steeds vind ik dat partners – en ja, dus ook ongehuwd samenwonenden – vrijelijk en onbelast onderling met hun vermogen moeten kunnen schuiven. Dat leidt wellicht in eerste instantie tot uitstel van belastingheffing, maar dat wordt later veelal ruimschoots gecompenseerd als de langstlevende partner overlijdt. Een wettelijke regeling creëert duidelijkheid en helpt procedures te voorkomen. Dat levert tijd op voor andere zaken, hetgeen winst is. Want ook op andere fiscale terreinen is het nodige te doen. Denk maar aan de herziening van box 3 en de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad (zie V-N 2021/2.3). Aan de slag!

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Inkomstenbelasting, Schenk- en erfbelasting

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

33

Gerelateerde artikelen