Hebt u dat ook wel eens? Een moment van verwondering en reflectie?

Tijdens de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag lag ‘het D-Woord’ op ieders lippen. Niet voor het eerst, want sinds de formatie van het huidige kabinet is dat niet uit de publiciteit en het politieke debat weg geweest. De onderbouwing van het afschaffen van de dividendbelasting is dun. Voor- en tegenstanders roeren zich luid. De financiële effecten (derving voor de schatkist) zijn volgens de laatste berekening (M.P.A. Spanjers, 17 september 2018) al opgelopen tot twee en half miljard euro structureel per jaar. Dat, terwijl de betrokken multinationals al hebben aangegeven een plan B achter de hand te hebben als de afschaffing van ‘D’ geen doorgang vindt. Dat het op het terrein van belastingheffing in het bijzonder het toekennen en terugvorderen van toeslagen ook anders kan, blijkt uit het volgende.

Ik refereer in de eerste plaats aan het rapport van De Nationale ombudsman, ‘Geen powerplay maar fairplay’, over onevenredig harde aanpak van 232 gezinnen met kinderopvangtoeslag (rapport d.d. 9 augustus 2017, nr. 2017/095). Maar ook aan het rapport van dezelfde hand van 21 december 2016, rapport 2016/119, gewijd aan een onderzoek naar de rechtmatigheid van het kindgebonden budget van 3745 personen. De Nationale ombudsman merkt op dat het burgerperspectief voorop moet staan en dat is evident niet het geval. In meer juridische termen: de goede trouw bij de burgers/aanvragers moet worden verondersteld en vooropstaan.

Een serieus probleem is ook het feit dat bij het definitief vaststellen van de toeslagen geen evenredigheidsmechanisme is opgenomen. De gevolgen zijn snoeihard. In het geval niet het volledige bedrag aan kinderopvang is betaald aan de opvang, bestaat alsdan geen aanspraak op de toeslag (RvS 9 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2519 en RvS 21 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3389) en wordt het volledige bedrag aan reeds uitgekeerde voorschotten over het gehele jaar teruggevorderd. Ook voor de maanden en de bedragen die rechtmatig zijn besteed. Het sluitstuk is dat art. 26 Awir dwingendrechtelijk voorschrijft dat het volledige bedrag moet worden terugbetaald. Het enige soelaas is een terugbetalingsregeling op maat. Tenzij de Belastingdienst oordeelt dat sprake is van opzet of grove schuld van betrokkene, zodat deze niet wordt toegelaten tot een dergelijke regeling. Met als gevolg geen kwijtschelding van hetgeen na ommekomst van een termijn van vierentwintig maanden niet is terugbetaald. Daarbij gaat het voor de betrokkenen om forse bedragen. Bedragen van tienduizenden euro’s (zeker als het meer jaren betreft) zijn geen uitzondering.Veel geld voor de betrokkenen met jarenlange stille armoe tot gevolg.

Begrijpt u mij goed. Het is niet mijn bedoeling de mensen van de Belastingdienst/Toeslagen te bekritiseren. Die doen hun best binnen de gestelde marges. Ik heb het oog op de organisatie en het ambtelijke en politiek verantwoordelijk bestuur. In het licht van het in de aanhef vermelde onderwerp wordt het hoog tijd regelgevend in te grijpen en Hollandse nuchterheid en rechtvaardigheid te laten prevaleren. Wie pakt de handschoen op? Zodat in navolging van Woody Guthrie geldt: "This land is your land, this land is my land, this land is made for you and me."

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Toeslagen en zorgverzekeringswet

Dossiers: Prinsjesdag 2018

4

Gerelateerde artikelen