Jarenlang werd het als een economische wetmatigheid beschouwd dat de belastingdruk op vloeibaar kapitaalinkomen zou afnemen en de ‘sitting ducks’ de klos waren door juist een zwaardere belastingdruk. De ‘race to the bottom’ was een gegeven. Zowel internationaal als nationaal lijkt er echter momentum te zijn om deze beweging te keren.

De wetmatigheid dat de belastingdruk op kapitaalinkomen werd verlaagd, is – naast dat het onoverkomelijk lijkt – veelal gerechtvaardigd door het zogenoemde trickle-down-effect of – in goed Nederlands – het doorsijpeleffect. De belangrijkste pleitbezorger was president Reagan. De overheid bevoordeelt via belastingverlagingen vooral bedrijven en hoge inkomens, zodat deze vervolgens meer geld overhouden om te investeren of uit te geven. De gedachte is dat de positieve effecten hiervan vanzelf doorsijpelen, ook naar de lagere inkomens. Dat denkbeeld ging gepaard met allerlei specifieke fiscale douceurtjes voor het (internationale) bedrijfsleven.

Inmiddels is er groeiende consensus dat voor deze theorie geen goed wetenschappelijk bewijs is. Politiek staat bovendien – mede door het boek Das Kapital van Piketty – de vermogens- en inkomensongelijkheid en de daarmee gepaard gaande schadelijke neveneffecten in the picture. Reaganomics is uit de mode. Na de vorige financiële crisis is hier een voorschot op genomen door zowel internationale belastingontduiking (zwartsparen) als belastingontwijking (multinationals) aan te pakken.

Het aanpakken daarvan is een noodzakelijke voorwaarde voor het verhogen van de belastingdruk op kapitaal. Het recente akkoord van de G7 voor een wereldwijd minimumtarief in de vennootschapsbelasting onder aanvoering van president Biden is het meest concrete resultaat in de internationale gremia dit jaar. Bidenomics is hot.

Ook onze nationale sage omtrent de welbekende € 2 mld. (per jaar) voor het bedrijfsleven is illustratief voor de wijziging in het denken. Aanvankelijk zou de dividendbelasting worden afgeschaft, vervolgens het statutaire VPB-tarief worden verlaagd, waarna investeringen zouden worden aangejaagd door middel van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK).

Eind vorige maand werd duidelijk dat de BIK niet wordt ingevoerd, maar het vrijgespeelde budget zal worden uitgegeven aan verlaging van de werkloosheidspremies voor werkgevers. Dit is slechts een voorbode dat de lobby voor (lastenverlaging van) het bedrijfsleven het vermoedelijk lastig gaat krijgen de komende jaren. Verwijzen naar een goed fiscaal vestigingsklimaat volstaat niet (meer). Paradoxaal genoeg wordt er bij de verlagingen van de lasten voor de bedrijven een steeds immobielere grondslag gekozen: van de hoofdkantoren via statutaire winsten en bedrijfsinvesteringen naar verlaging van de lastendruk op werkgeverslasten.

Uiteindelijk deden een gebrekkelijke onderbouwing het gepropageerde trickle-down-effect en genoemde speciale fiscale voordelen voor het bedrijfsleven uiteindelijk veelal de das om. Als academicus juich ik de vereiste onderbouwing toe, met één toevoeging. Na de vorige crisis verschenen ‘eenmalige’ crisisheffingen, een (verhoogde) heffing op lucratief belang en hoge ontslagvergoedingen en een bonusverbod voor banken ten tonele.

Ik verwijs ook naar de versobering van de verliesverrekening en de afschrijvingsbeperkingen die het wisselgeld waren van de eerdergenoemde € 2 mld. Ook nu is het een kwestie van tijd, voordat (verdere) specifieke grondslagverbredingen en verhoogde tarieven in de inkomsten- en vennootschapsbelasting worden aangekondigd. Daarvoor zou mijns inziens dezelfde maatstaf moeten gelden. Niet alleen specifieke belastingverlagende fiscale regelingen, maar ook specifieke belastingverzwarende maatregelen met een instrumenteel doel moeten deugdelijk worden onderbouwd én geëvalueerd.

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

44

Gerelateerde artikelen