Op donderdag 9 december verschijnt nummer 7409. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:
- Dr. C.A.T. Peters - Totaalwinst en mismatches: over hitsigheid en de nieuwe werkelijkheid
In dit artikel onderzoekt de auteur de inbreuk op het totaalwinstbegrip als gevolg van het wetsvoorstel “Wet tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel” tegen de achtergrond van de ontwikkelingen op het gebied van internationaal belastingbeleid. De auteur concludeert dat de wetgever er niet in is geslaagd om een volledig deugdelijke inbreuk op het totaalwinstbegrip vorm te geven in het wetsvoorstel. - Mr. G.J. van Slooten - De strafrechtelijk vervolgbare handeling in het douanerecht: “less is more” en zelfs teveel
Per 1 mei 2016 is de bepaling betreffende de verlengde navorderingstermijn in het douanerecht in overeenstemming gebracht met het Snauwaert-arrest (HvJ EG 16 juli 2009, gevoegde zaken C-124/08 en C-125/08, ECLI:EU:C:2009:469 (Snauwaert e.a.)). Dat is gebeurd door simpelweg het tweede lid van art. 7:7 van de Algemene douanewet (Adw) af te schaffen. Daardoor blijft de toepassing van de verlengde navorderingstermijn niet langer beperkt tot strafbare feiten begaan door personen wier handelen was gericht op ontduiking van de rechten bij invoer. In plaats daarvan is deze van toepassing op alle strafbare feiten, met inbegrip van dat van art. 10:5 lid 1 onderdeel a Adw. Die bepaling verklaart het doen van een onjuiste aangifte strafbaar, ook als de onjuistheid niet was gericht op zulke ontduiking. Gevolg hiervan is dat de verlengde navorderingstermijn van vijf jaar niet langer de uitzondering is, maar dat deze tot hoofdregel is verworden. Dat lijkt niet de bedoeling te zijn geweest van de wijziging. Bovendien lijkt hierdoor de volle werking van art. 103 lid 1 DWU in het gedrang te komen (Verordening (EU) nr. 952/2013; het Douanewetboek van de Unie (DWU)). Een beperking van de toepassing van de verlengde navorderingstermijn is daarom geboden. - L.S.T.M. Jansen en T.A. Langens - Verslag zesde Fiscale Conferentie Tax Talents
Verslag van de zesde Fiscale Conferentie Tax Talents, gehouden op 30 september en 1 oktober 2021 in Hotel Oud London te Zeist. - Mr. G.C. van der Burgt - Splitsing in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969
Op 17 december 2021 promoveert Bart van der Burgt aan de Tilburg University op het proefschrift ‘Splitsing in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Een evaluatie van de Nederlandse winstbelastingregels voor splitsingen ten aanzien van lichamen.’ - Mr. R. Taha - Tax Policy and Asset Management
Op 17 december 2021 promoveert Rebwar Taha aan de Tilburg University op het proefschrift ‘Tax Policy and Asset Management’.
Binnenkort in het Weekblad
Vergeet niet de maatschappelijke context van een maatschappelijke instelling bij de heffing van vennootschapsbelasting!
In dit artikel geven mr. J. de Groot, prof. mr. G.T.K. Meussen en drs. R.H.J. Lemmens hun zienswijze weer op de toepassing van de totaalwinstgedachte bij maatschappelijke instellingen. De conclusie van de auteurs is dat correcties op grond hiervan met grote terughoudendheid moeten worden toegepast. In ieder geval moet worden meegewogen dat maatschappelijke instellingen tot interne prijzen kunnen komen die afwijken van reguliere marktprijzen in een commerciële marktomgeving vanwege hun maatschappelijke doelstelling en dat dit niet hoeft te zijn ingegeven door gelieerdheid. Indien al sprake zou zijn van een onzakelijke prijsstelling, dan moet dit niet gecorrigeerd worden naar winstmarges die in de private sector naar voren komen maar naar winstmarges die bij de betreffende maatschappelijke instelling in de betreffende dienstensector van toepassing zijn. Dit is onverkort ook van toepassing op de onzakelijke lening. Ook daar dient bij de kwalificatie van een lening niet te snel geconcludeerd te worden dat sprake is van een onzakelijke lening indien voorwaarden wat afwijken van hetgeen in het ‘gewone’ zakelijke verkeer plaatsvindt. Mochten er wel correcties aan de orde zijn, dan heeft dit mogelijk invloed op het wel of niet belastingplichtig worden van stichtingen en/of verenigingen voor de vennootschapsbelasting. Kortom: de fiscale positie van maatschappelijke instellingen dient niet uitsluitend te worden bekeken op basis van markttechnische parameters, maar de maatschappelijke taak dient daarbij tevens in ogenschouw te worden genomen en dient daarbij te worden meegewogen. Het gaat bij maatschappelijke instellingen immers niet of nauwelijks om het streven naar winst, hetgeen in de reguliere markt wel het geval is.
Producten: WFR-signaleringen