Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de onderneming per 1 oktober 2012 is gestaakt. Na de verkoop resteren namelijk geen voor de bedrijfsuitoefening wezenlijke bestanddelen van het akkerbouwbedrijf meer.

X exploiteert een akkerbouwbedrijf. In 2006 raakt hij gedetineerd en verleent hij zijn vader een gehele volmacht. Tot 2010 moet hij meerdere malen de gevangenis in. In 2010 geeft X opdracht aan een makelaar om de onderneming te verkopen. Vervolgens worden in 2012 de onroerende zaken, de rechten en het complete machinepark verkocht. Nadat ook nog de aardappelkisten, pallets en de opstallen zijn overgedragen, bezit X alleen nog maar de bedrijfsauto en de bedrijfsspaarrekening. In zijn IB-aangiften voor de jaren 2012 en 2013 voegt de X de boekwinsten toe aan een HIR. De inspecteur is echter van mening dat X zijn onderneming heeft gestaakt, dat hij de boekwinsten niet aan de HIR kan toevoegen, en corrigeert de aangiften.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de onderneming per 1 oktober 2012 is gestaakt. Volgens het hof resteren er na de verkoop namelijk geen voor de bedrijfsuitoefening wezenlijke bestanddelen van het akkerbouwbedrijf meer. Dat X de intentie had om weer te gaan ‘boeren’, acht het hof niet van belang. Verder verwerpt het hof de stelling van X dat er sprake is van een verplaatsbare onderneming. Volgens het hof beschikt X namelijk niet meer over bedrijfsmiddelen die verplaatst kunnen worden. De kennis van de gewassen en landbouwtechnieken en het persoonlijke vakmanschap van X, zijn onvoldoende om van een onderneming te spreken. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 28 december

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen