De heer X exploiteert een schoonmaakbedrijf. In 2000 en 2001 heeft X werk aangenomen, dat vervolgens is uitbesteed aan A bv. X betaalt A bv steeds contant en krijgt geen kwitanties. De voor A bv werkzame uitzendkrachten ontvangen ook alles contant en ook zonder kwitanties. Voor slechts één kwartaal van 2000 heeft A bv een loonheffingsaangifte gedaan. In 2002 is de onderneming gestaakt en in 2006 is A bv ontbonden. Volgens Rechtbank 's-Gravenhage is X op grond van de ketenaansprakelijkheid terecht aangesproken voor de niet-betaalde loonheffing. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat schoonmaakwerkzaamheden ook werken van stoffelijke aard zijn. De formulering "van stoffelijke aard" is namelijk gekozen om werken of producten welke door een in hoofdzaak geestelijke of intellectuele arbeid tot stand komen, buiten de regeling te laten. De ontvanger heeft X ten onrechte inzage geweigerd met betrekking tot het dossier van A bv, ondanks dat X dit verzoek pas ver in de beroepsfase heeft gedaan. Dit kan echter zonder gevolgen blijven, aangezien X toch een eerlijk proces heeft gehad. X gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat werk van stoffelijke aard in het kader van de ketenansprakelijkheid een autonoom begrip is, waaronder ook wordt verstaan het verrichten van arbeid met betrekking tot een stoffelijk object. X heeft voor het hof niet gesteld dat de ontvanger niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft ingezonden. Het maakt daarom niet uit dat de ontvanger X ten onrechte geen inzage in het dossier van A bv heeft gegeven. Het beroep van X is ongegrond.