Belanghebbende, stichting X, exploiteert monumentenpanden. Eind 2005 verwerft X een monumentaal pand. Het pand bestaat uit een nieuwer deel en een ouder deel. Het nieuwere deel wordt geschikt gemaakt om te fungeren als hotel, het oudere deel wordt geschikt gemaakt voor de verhuur. Van eind 2005 tot begin 2008 wordt het pand verbouwd voor deze doeleinden. Tijdens deze periode wordt het pand voor een gedeelte onder andere verhuurd aan I en L, en het hotelgedeelte aan P bv. De in verband met de verbouwingswerkzaamheden in rekening gebrachte btw, brengt X in aftrek. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur btw-naheffingsaanslagen op aan X. Volgens de inspecteur kan 56,3% van de totale verbouwingskosten worden toegerekend aan belaste prestaties, te weten de belaste verhuur van het hotel- en restaurantgedeelte van het pand, en 43,7% aan de vrijgestelde verhuur aan I en L.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de btw van de verbouwingskosten ter zake van de oudbouw niet aftrekbaar is. Volgens het hof is de oudbouw na de oplevering uitsluitend gebruikt voor vrijgestelde handelingen, namelijk de verhuur aan I en L. Het hof merkt daarbij op dat de wens c.q. het voornemen van X, om ook de oudbouw belast te verhuren, gezien het objectieve karakter van de btw, niet relevant is. Verder overweegt het hof dat X met I en L niet heeft geopteerd voor belaste verhuur en dat de latere onderhandelingen die X met beide huurders heeft gevoerd, om te onderzoeken of belaste verhuur toch mogelijk is, tot niets hebben geleid. Het hof verwerpt verder nog de stelling van X dat het hele pand is verhuurd aan de hotelexploitant. Gezien de gesloten overeenkomsten acht het hof het niet aannemelijk dat daar sprake van is geweest. Het gelijk is aan de inspecteur.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 22 september