Belanghebbende, X, werkt als hoofd inkoop bij een groothandel in groente en fruit. In 2010 wordt X door de strafkamer van Hof 's-Gravenhage veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens zijn betrokkenheid bij de Westlandse tuindersfraude. In de motivering van het vonnis overweegt het hof dat niet gebleken is dat X naast zijn looninkomsten bij de groothandel nog andere inkomsten heeft gehad en dat niet is gebleken dat X door iemand is betaald voor zijn werkzaamheden in verband met de ‘zwarte' leveranties. Het Openbaar Ministerie heeft de tegen X ingestelde ontnemingsprocedure ingetrokken.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst aannemelijk heeft gemaakt dat X een bepalende rol heeft gespeeld in de Westlandse tuindersfraude en dat X daaruit aanzienlijke provisie-inkomsten heeft genoten. De rechtbank gaat voorbij aan het vonnis van de strafkamer van Hof 's-Gravenhage en de beslissing van het OM om de ontnemingsvordering tegen X in te trekken. De rechtbank past omkering van de bewijslast toe nu X niet de vereiste aangiften heeft gedaan. De rechtbank volgt grotendeels de door de Belastingdienst gemaakte schatting van de provisie-inkomsten die worden belast als resultaat uit overige werkzaamheden. De vergrijpboetes worden wel door de rechtbank verminderd in verband met overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d
Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 13 september