Belanghebbende, X, is geboren in 1959 en is ongehuwd. Zij heeft twee kinderen, geboren in 1979 en 1984, die in 2008 op haar woonadres staan ingeschreven. De Belastingdienst kent aan X in verband met de alleenstaande ouderkorting een voorlopige teruggaaf toe van € 1.459. Later ontvangt X een voorlopige aanslag IB/PVV waarbij de alleenstaande ouderkorting niet is toegekend. X geniet in 2008 een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Deze WWB-uitkering is door de uitkeringsinstantie verminderd met € 1.458,96 wegens de voorlopige teruggaaf. In geschil is of de voorlopige aanslag moet worden verminderd wegens schending van het vertrouwensbeginsel. X stelt dat in 2009 ook een voorlopige aanslag is opgelegd, waarbij de alleenstaande ouderkorting niet is toegekend. De inspecteur heeft voor dat jaar in overleg met de uitkeringsinstantie de vereffening van de voorlopige aanslag opgelost en heeft toegezegd dit ook voor 2008 te zullen doen.
Hof Den Haag oordeelt dat het vertrouwensbeginsel niet kan worden aangewend om te bewerkstelligen dat de inspecteur gaat bemiddelen bij de vereffening van een voorlopige aanslag. Een succesvol beroep op het vertrouwensbeginsel kan slechts ertoe leiden dat toepassing van een heffingswet achterwege moet blijven en dat de aanslag dientengevolge wordt vernietigd of verminderd. Voor bemiddeling bij de vereffening van een voorlopige aanslag moet X zich wenden tot de gemeente. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 26 april