Belanghebbende, X, is een slager die wegens gezondheidsredenen stopt met zijn slagerij, die door zijn zoons wordt voortgezet. X gaat zijn horizon verleggen en koopt in groepsverband, waarbij de groep wisselt van samenstelling, op veilingen onroerende zaken en verkoopt ze nadien weer. De aan- en verkopen komen voor rekening van X naar gelang het breukdeel van zijn gerechtigdheid in de onroerende zaken. Naast de opbrengsten uit die transacties ontvangt X ook strijk- en plokgelden en uitkoopsommen als hij afziet van deelname als groepslid. X is in 2003 betrokken bij tien transacties en in 2004 bij vijf, waarmee hij een winst van € 51.709 en € 70.816 behaalt, die de inspecteur belast als resultaat uit een werkzaamheid.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk maakt dat X voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis heeft aangewend in de zin van artikel 3.91 lid 1 letter c Wet IB 2001. De algemene kennis van X over de vastgoedwereld en veilingen is op zichzelf daarvoor onvoldoende. X werkt weliswaar samen met anderen, maar waaruit hun bijzondere kennis op het gebied van vastgoed bestaat, is niet aannemelijk gemaakt, terwijl ook van toerekening van die kennis aan X niet is gebleken. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep van de inspecteur ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 26 april