De Hoge Raad oordeelt dat de rechter een schriftelijke machtiging kan verlangen van een gemachtigde die geen advocaat is, om na te gaan of degene die zich als gemachtigde presenteert daartoe (nog) werkelijk bevoegd is.

Aan X zijn voor 2019 twee aanslagen watersysteemheffing gebouwd opgelegd. Namens X heeft A bezwaar gemaakt tegen de aanslagen. Bij uitspraak op bezwaar is dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen machtiging is overgelegd, ondanks een herhaald verzoek daartoe. In beroep overlegt A een machtiging uit 2017. Rechtbank Oost-Brabant vraagt vervolgens om overlegging van een machtiging die niet ouder is dan één jaar. Die is niet ontvangen en evenmin is een reden gegeven voor het niet-overleggen hiervan. A gaat vergeefs in verzet en tekent cassatie aan.

De Hoge Raad oordeelt dat de rechter een schriftelijke machtiging kan verlangen van een gemachtigde die geen advocaat is, om na te gaan of degene die zich als gemachtigde presenteert daartoe (nog) werkelijk bevoegd is. Gelet op de omstandigheden stond het de rechtbank vrij aan het uitblijven van een reactie op haar verzoek een recente machtiging over te leggen de gevolgtrekking te verbinden dat het beroep niet-ontvankelijk is. Het beroep van X is voor het overige ook ongegrond (zie art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema: Beroep: rechtsbescherming door de belastingrechter.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:24

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

47

Gerelateerde artikelen