De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een twijfelpunt als bedoeld in art. 25 Belastingverdrag met Duitsland. In de arresten uit 2004 is in hoogste instantie namelijk een oordeel gegeven over de vragen van uitleg van het Verdrag waarop het besluit betrekking heeft.

X oefent zijn dienstbetrekking sinds 2004 gedeeltelijk uit in Nederland (voor 58,05%) en gedeeltelijk in Duitsland (voor 41,95%). Begin 2007 ontvangt X een ontslagvergoeding van ruim € 1,7 mln. In zijn IB-aangifte 2007 merkt hij een bedrag van € 753.152 aan als inkomen elders belast. De inspecteur verleent, op grond van een besluit uit eind 2007, echter slechts een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van € 161.445 (9,4% van de ontslagvergoeding), omdat Duitsland geen belasting heft over de ontslagvergoeding. X stelt dat het besluit uit 2007 niet van toepassing is. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het besluit uit 2007 niet van toepassing is. De rechtbank overweegt hierbij dat uit het Belastingverdrag met Duitsland duidelijk blijkt dat de ontslagvergoeding in zijn geheel door Nederland in de belastingheffing mag worden betrokken. Nederland moet dan wel, voor het aan Duitsland toekomende deel, aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verlenen. Het gelijk is aan X. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat een wijziging bij de verdeling van de heffingsbevoegdheid met betrekking tot ontslagvergoedingen via een wijziging van het belastingverdrag moet gebeuren, en niet via een besluit. Het hof overweegt daarbij dat het besluit een forse wijziging bevat van de heffingsbevoegdheid van het belastingverdrag, zoals deze door de Hoge Raad is uitgelegd in zijn arresten van 11 juni 2004, nr. 37714 en nr. 38112 (BNB 2004/344 en BNB 2004/345). Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat er geen sprake is van een twijfelpunt als bedoeld in art. 25 Belastingverdrag met Duitsland. De Hoge Raad wijst er hierbij op dat in de arresten uit 2004 in hoogste instantie een oordeel is gegeven over de vragen van uitleg van het Verdrag waarop het besluit betrekking heeft. Verder is de Hoge Raad van mening dat die uitleg ook niet leidt tot dusdanige moeilijkheden dat er een aanleiding bestaat om terug te komen op deze arresten. Ook het feit dat in Duitsland geen belasting wordt geheven over de vergoeding is volgens de Hoge Raad geen bijzondere omstandigheid die noopt tot een andere verdeling van de heffingsbevoegdheid dan uit de arresten uit 2004 volgt. Het gelijk is aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.80

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen alsmede van verscheidene andere belastingen en tot het regelen van andere aangelegenheden op belastinggebied 25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 9 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen