X BV en haar deelnemingen vormen een VPB-fe. Zij dient een VPB-aangifte 2017 in naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van nihil. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur, ter behoud van rechten, een VPB-aanslag 2017 op naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 322.065. X BV is het hier niet mee eens. In de beroepsfase dient X BV vervolgens een herziene aangifte in en geeft daarbij een belastbaar bedrag van -/- € 114.245 aan. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de aanslag berust op een redelijke schatting. Daarbij overweegt de rechtbank dat X BV bij het ondernemingsvermogen (begin en eind), de belastbare winst en het belastbaar bedrag alsmede de activa en passiva en saldo fiscale winstberekening uitsluitend nullen heeft ingevuld. Verder zijn er ook in het geheel geen gegevens van de tot de VPB-fe behorende vennootschappen overgelegd. X BV heeft de vereiste aangifte niet gedaan en toont ook niet overtuigend aan dat de aanslagen niet juist zijn. De rechtbank merkt daarbij op dat het enkel overleggen van een nieuwe ingevulde VPB-aangifte, zonder onderbouwing met objectieve bewijsstukken, daartoe onvoldoende is. Verder zijn ook de auditfiles nog steeds niet kloppend, zodat de aangifte niet controleerbaar is. De rechtbank merkt verder nog op dat het verschil tussen de oorspronkelijke en nieuwe aangifte ligt in een buitengewone last van € 226.032, terwijl X BV niet duidelijk maakt wat die buitengewone last is. Het gelijk is aan de inspecteur.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de bewijslast terecht is omgekeerd en dat de aanslag berust op een redelijke schatting. Het onjuist beantwoorden van de fe-vraag in de aangifte is van voldoende gewicht voor de inwerkingtreding van de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast. Er is dan niet de vereiste aangifte gedaan. De inspecteur maakt aannemelijk dat de in de aangifte aangegeven verschuldigde belasting (van nihil) aanzienlijk lager is dan de werkelijk verschuldigde belasting. Daarbij wijst het hof op de opmerking van X BV dat het belastbaar bedrag € 180.806 dient te zijn. Voor het overige heeft X BV haar stellingen niet onderbouwd. Met betrekking tot de hoogte van de aanslag is het hof van mening dat de inspecteur terecht is uitgegaan van het door X BV genoemde belastbare bedrag € 180.806. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetingang:
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 7
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 8
Algemene wet inzake rijksbelastingen artikel 27E
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 4 november
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht