Rechtbank Gelderland oordeelt dat een onafhankelijke derde niet bereid zou zijn geweest om eenzelfde borgstelling te aanvaarden onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden. Gezien de onzakelijkheid kan X de voorziening inzake de regresvordering niet afwaarderen ten laste van zijn ROW.
Belanghebbende, X, treedt in 2007 als vennoot toe tot A vof. In verband met de financiering voor de bouw van een biogasinstallatie, eist de bank dat de vennoten zich borg stellen. In 2008 brengt X zijn participatie in A vof in J bv in. In 2009 vindt een herfinanciering plaats en wordt ook de borgstelling aangepast. J bv en A vof worden in 2012 failliet verklaard, waarna X aansprakelijk wordt gesteld door de bank. In verband met de aansprakelijkstelling brengt X € 223.000 ten laste van zijn ROW. De inspecteur corrigeert de aanslag omdat er volgens hem sprake is van een onzakelijke borgstelling.
Rechtbank Gelderland stelt vast dat in 2009 een nieuwe situatie is ontstaan. Naast een herfinanciering van bestaande leningen en kredieten, is namelijk ook een extra financiering verstrekt. Verder wijst de rechtbank er op dat de vennoten, in verband met de inbreng in bv’s, zijn gewijzigd. De zakelijkheid van de borgstelling moet dan ook worden beoordeeld naar de feiten en omstandigheden in 2009. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de inspecteur aannemelijk maakt dat een onafhankelijke derde niet bereid zou zijn geweest om eenzelfde borgstelling te aanvaarden onder dezelfde voorwaarden en omstandigheden. De rechtbank stelt daarbij vast dat feitelijk sprake is van een in de tijd onbegrensde aansprakelijkheid, zonder dat daar een vergoeding tegenover staat. Verder is ook van belang dat het een risicovolle onderneming betreft die zich nog steeds in de opstartfase bevindt. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema De onzakelijke lening
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Gelderland
Editie: 5 augustus