De heer X houdt zich beroepshalve bezig met het verzorgen van belastingaangiften. In geschil is zijn eigen IB-aanslag over 2009. De aanslag is opgelegd naar een belastbaar inkomen in box 1 van € 87.932 en een belastbaar inkomen in box 3 van nihil. Rechtbank Haarlem constateert dat partijen na een korte schorsing op de zitting een compromis hebben bereikt. De aanslag wordt aldus vastgesteld op € 69.704 (box 1) en € 1.521 (box 3). X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (MK III, 12 juni 2014, 13/00021, V-N Vandaag 2014/1595) oordeelt dat het compromis een vaststellingsovereenkomst is waaraan X is gebonden, tenzij sprake is geweest van dwang, dwaling, bedrog, of misbruik van omstandigheden. Met de enkele stelling dat hij destijds in een zodanige gemoedstoestand verkeerde dat hij buiten staat was zijn wil te bepalen, maakt X echter niet aannemelijk dat sprake was van een wilsgebrek. Het maakt niet uit dat uit het compromis niet zonder meer de hoogte van het op de aanslag te betalen bedrag bleek. Voor een fiscale professional moet dat namelijk geen probleem zijn. Het beroep van X is ongegrond. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen (art. 80a Wet RO).
Wetsartikelen: