Belanghebbende, X, en zijn vrouw, Y, zijn als zelfstandig tandarts werkzaam in een tandartsenpraktijk, Z. Aan Z doen ongeveer tien tandartsen mee. X en Y wonen in België. In 2008 richten X en Y een Belgische vennootschap op: A BVBA. Deze bv verricht tandheelkundige, ondersteunende en managementwerkzaamheden voor de onderneming van X en Y. A BVBA ontvangt een vergoeding voor de werkzaamheden, die door X en Y worden uitgevoerd. X en Y brengen in 2009 € 34.000 en € 27.000 in aftrek op de omzet van hun onderneming in verband met deze werkzaamheden. De inspecteur accepteert de aftrek niet, omdat de constructie volgens hem realiteitsgehalte ontbeert.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de desbetreffende werkzaamheden zodanig met het zelfstandige beroep van tandarts verweven zijn dat deze voor een praktiserend tandarts als X onvervreemdbaar zijn en het dus niet goed denkbaar is dat deze werkzaamheden kunnen worden uitbesteed aan een derde. De rechtbank overweegt hierbij dat het toerekenen van een deel van de kosten van het woon/werkverkeer aan A BVBA op gespannen voet staat met de realiteit. Ook acht de rechtbank het niet reëel dat het op peil houden van de vakkennis van X aan A BVBA kan worden toegerekend. Volgens de rechtbank is X hier zelf verantwoordelijk voor en is het niet A BVBA maar X die de kennis tot zich neemt en aanwendt in de praktijkvestiging. De rechtbank overweegt hierbij ook nog dat niet aannemelijk is geworden dat de werkzaamheden daadwerkelijk door A BVBA zijn verricht.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 14 augustus