Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat X geen voorziening kan vormen. Volgens de rechtbank rust er namelijk geen verplichting tot terugkoop van het perceelsdeel op X.

Belanghebbende, X, koopt in 2007 een perceel voor € 1,1 mln. Hij verkoopt het perceel vervolgens voor circa € 3 mln door aan C bv, een supermarktconcern. C bv wil een supermarkt op het perceel vestigen. In de koopovereenkomst wordt een terugkoopverplichting voor de helft van het perceel opgenomen voor het geval het niet mogelijk blijkt om een supermarkt op het perceel te vestigen. Ten aanzien van het resultaat over 2007 beslist de Hoge Raad dat er sprake is van ROW. Wel mag X de winstneming deels uitstellen. X stelt dat in het jaar 2010 duidelijk is geworden dat C bv de terugkoopclausule zal inroepen, en dat hij daardoor gedwongen zal worden om het gehele perceel weer terug te kopen. X wil daarom in 2010 een voorziening vormen van € 895.452, ook al is hij contractueel slechts verplicht tot terugname van de helft van het perceel. De inspecteur is echter van mening dat X geen voorziening kan vormen.

Rechtbank Zeeland - West-Brabant oordeelt dat X geen voorziening kan vormen. De rechtbank overweegt daarbij dat de voorziening die X bepleit, verband houdt met het gedeelte waarvoor hij een terugkooprecht heeft. Voor dit gedeelte kan X geen voorziening vormen, omdat hiervoor geen verplichting tot terugkoop of terugbetaling op hem rust. Verder wijst de rechtbank er nog op dat niet aannemelijk is geworden dat het door X voorziene negatieve resultaat door gebeurtenissen in het jaar 2010 wordt opgeroepen en tevens aan het jaar 2010 kan worden toegerekend. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 14 april

8

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen