Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de entresol die door X in het pand is aangebracht, in de WOZ-waarde mag worden betrokken, omdat deze onroerend is in de zin van art. 3:3 BW.

Het geschil betreft de WOZ-waarde van een bedrijfsobject, gelegen in de gemeente Eindhoven, naar waardepeildatum 1 januari 2015. In de opslagruimte is door stellingen, waarop een vloer is gerealiseerd, een extra opslagruimte gecreëerd van ongeveer 400 m², bereikbaar met een vaste trap. In geschil is de vraag of deze entresol onroerend is en in de waarde mag worden betrokken.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat de entresol duurzaam met de grond is verenigd. Deze bestaat uit een dikke houten vloer, die wordt gedragen door een constructie van horizontale en verticale metalen balken, en de hele constructie is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet relevant is dat de entresol zonder schade van betekenis toe te brengen aan het bedrijfspand, van de onroerende zaak kan worden afgescheiden. Aan dit criterium, dat is ontleend aan art. 3:4 BW, wordt niet toegekomen indien een bouwsel op grond van art. 3:3 BW onroerend is. De waarde is volgens de rechtbank aannemelijk. Dat de vergelijkingsobjecten op een ander bedrijventerrein zijn gelegen, betekent niet dat de huurtransactiecijfers daarom niet bruikbaar zijn ter onderbouwing van de huurwaarde.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 16

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Waardering onroerende zaken

Instantie: Rechtbank Oost-Brabant

Editie: 7 juni

29

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen