X bv exploiteert een ‘family entertainment center’, voor Nederland is dit een nieuw concept. In haar pand beschikt X over een ruimte met 70 apparaten. Op de apparaten kunnen 50 verschillende spellen worden gespeeld. De speler moet daarvoor een ‘playcard’ aanschaffen waarop een tegoed kan worden gestort. Met dit tegoed kunnen de spellen worden gespeeld. X bv maakt bezwaar tegen de op aangifte voldane BTW. Volgens X bv is namelijk het verlaagde BTW-tarief van 6% van toepassing. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de dienst van X bv moet worden aangemerkt als het verlenen van toegang tot een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening in de zin van post b.14 onderdeel g van Tabel I Wet OB 1968. De staatssecretaris gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat het door X bv geëxploiteerde family entertainment center niet is aan te merken als een voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening. Er wordt namelijk niet voldaan aan het vereiste dat tegen betaling toegang wordt verleend. De betalingen die worden gedaan om gebruik te mogen maken van de speelapparaten die zich in de amusementshal bevinden, zijn niet aan te merken als de betaling voor het verlenen van toegang. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af en behandelt de stellingen van X bv dat het verlaagde tarief toch van toepassing is omdat sprake is van een kermis of een sportaccommodatie. Volgens de Hoge Raad is de accommodatie van X bv niet te vergelijken met een kermis, omdat draaimolens, botsauto’s en reuzenraden ontbreken. Ook is er geen sprake van een sportaccommodatie, omdat de amusementshal niet een ruimte is die primair is bestemd voor het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en lichamelijke opvoeding, en met dat doel voor ogen wordt gebruikt. X bv kan dan niet het verlaagde BTW-tarief toepassen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9