De staatssecretaris stelt dat loonvorming en arbeidsvoorwaarden primair zaken zijn tussen werkgevers en werknemers. Het kabinet acht het in beginsel niet wenselijk een sturende rol te spelen. Het is ook niet duidelijk dat de doelstelling van minder vermogensongelijkheid, zoals het CNV beoogt, wordt behaald met het stimuleren van financiële werknemersparticipaties. Participatieregelingen worden vooral toegekend aan personen met een hoger inkomen. Deze groep kan het ook beter veroorloven om een deel van hun salaris variabel te maken. Over het uitstellen van belastingheffing merkt de staatssecretaris op dat loonbelastingheffing plaatsvindt op het moment van het verkrijgen van het voordeel. Vervolgens komen de aandelen in box 3 terecht, waar de werknemer een risico draagt als belegger. Het kabinet ziet daarom geen aanleiding om werknemersparticipaties in zijn algemeenheid fiscaal aantrekkelijker te maken. Dit is anders in het geval van start-ups en scale-ups. De concurrentie op de internationale markt voor deze bedrijven is zwaar. Het kabinet wil daarom de mogelijkheid voor een regeling voor aandelenopties onderzoeken, in het specifiek het moment van heffing en de hoogte van het tarief. In de Kamerbrief Q1 2023 wordt hier verdere informatie over verstrekt.
[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]