De Hoge Raad oordeelt dat sprake is van winstdrainage en dat het hof de rente terecht niet in aftrek heeft toegelaten. Door tussenschakeling van Nederlandse tussenhoudsters en het creëren van een nutteloze leenverhouding is op een fiscaal gedreven wijze uitvoering gegeven aan het streven om op termijn door aan- en verkoop van ondernemingen vermogenswinsten te behalen.

Belanghebbende, X bv, en haar gevoegde (klein)dochtermaatschappijen, B bv en C bv, worden eind 2010 opgericht om de X-groep over te nemen. In het kader van de overname is op 7 december 2009 aan enkele werknemers van de X-groep een bonus toegekend. Op 31 januari 2011 worden de aandelen in de tophoudster van de X-groep voor € 265 mln door J bv geleverd aan C bv. X bv brengt het eerste deel van de bonus (€ 3,3 mln) in aftrek in haar VPB-aangifte. De inspecteur is echter van mening dat X bv de bonus niet in aftrek kan brengen. Tevens is in geschil of de rente op bepaalde convertible instruments in aftrek kan worden gebracht. Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat sprake is van fraus legis en dat de rente niet aftrekbaar is. De bonus mag niet ten laste van de winst van X bv worden gebracht. De kosten moeten ten laste van een andere bv komen. X bv en de staatssecretaris gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat sprake is van winstdrainage en dat het hof de rente terecht niet in aftrek heeft toegelaten. Door tussenschakeling van Nederlandse tussenhoudsters en het creëren van een (anders dan op fiscale gronden) nutteloze leenverhouding is op een fiscaal gedreven wijze uitvoering gegeven aan het streven om op termijn door aan- en verkoop van ondernemingen vermogenswinsten te behalen. Dat aan de verwerving van de X-groep zakelijke redenen ten grondslag hebben gelegen, is dan niet van belang. Aan het streven is op een gekunstelde wijze uitvoering gegeven. Het is in strijd met doel en strekking van de Wet VPB 1969 om door het bij elkaar brengen van enerzijds de winst van een onderneming en anderzijds gekunsteld tot stand gebrachte rentelasten de beoogde fiscale gevolgen te bewerkstelligen. Verder is de redenering van het hof ten aanzien van de aftrekbaarheid van de bonussen niet juist, maar leidt dat niet tot cassatie. De last ter zake van de bonussen is namelijk een last van J bv en kan niet alsnog bij X bv in aanmerking worden genomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van X bv ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 10a

Wet inkomstenbelasting 2001 3.25

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 juli

Carrousel: Carrousel

31

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen