Belanghebbende, X, gebruikt 28% van de door hem (samen met zijn partner) gehuurde woning voor zakelijke doeleinden. In de bezwaarfase maakt X de keuze om het huurrecht alsnog tot het ondernemingsvermogen te rekenen. In beroep is in geschil of X recht heeft op aftrek van huisvestingskosten betreffende de woning en zo ja, welke kosten voor aftrek in aanmerking komen en tot welke bedragen. Volgens Rechtbank Noord-Nederland kunnen naast de kosten van gas, water en elektriciteit ook de overige kosten voor 28% in aftrek worden gebracht. De inspecteur komt in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de woning voor ongeveer 28% dienstbaar is aan de onderneming van X en dat geen sprake is van een zelfstandige werkruimte die naar verkeersopvattingen een zelfstandig deel van de woning vormt. Ook is niet in geschil dat het huurrecht keuzevermogen vormt en dat X de keuze heeft gemaakt dit vermogensrecht vanaf het begin van de huur op 2 juli 2009 tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Op grond van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel van X neemt het hof een bijtelling van 100% van het eigenwoningforfait over de volledige WOZ-waarde in aanmerking en een aftrek van 100% van de huur. Volgens het hof moet met ingang van 1 januari 2005 niet alleen het eigenwoningforfait over de waarde van de gehele woning worden berekend, maar komen ook de huurderslasten van de gehele woning niet voor aftrek in aanmerking. Hetzelfde geldt als geen sprake is van een eigen woning maar van een huurrecht dat tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend. De kosten van gemeentelijk belastingen en waterschapslasten geheven van de huurder zijn niet aftrekbare huurderslasten. Hetzelfde geldt volgens het hof voor de kosten van gas, water en elektriciteit. Ook de inrichtingskosten en de kosten van de inboedelverzekering zijn niet aftrekbaar. Conclusie is dat vanwege het privégebruik van de woning € 650 aan de winst dient te worden toegevoegd. Ten laste van de winst komen een bedrag van € 3086 voor de huur over het tweede halfjaar van 2009 en een bedrag van € 139 betreffende overige kosten. Het hoger beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.16
Wet inkomstenbelasting 2001 3.19
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 8 december