Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt onder verwijzing naar HR 16 september 2016, nrs. 15/04476 en 15/05193 dat de recreatiewoningen van X nv voor de toepassing van de OZB aangemerkt moeten worden als woningen.

Belanghebbende, X nv, is een vennootschap opgericht naar Antilliaans recht. X nv is eigenaar van een recreatiewoning gelegen op een vakantiepark in de gemeente De Friese Meren. Het object beschikt over een keuken, een badkamer, een toiletruimte en woon- en slaapkamer. Hoewel permanente bewoning krachtens het bestemmingsplan is toegestaan, heeft X nv de woning bestemd voor de recreatieve verhuur. In geschil is of het object voor de heffing van de OZB aangemerkt moet worden als woning.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt onder verwijzing naar HR 16 september 2016, nrs. 15/04476 en 15/05193 (V-N 2016/47.21) dat de recreatiewoningen van X nv voor de toepassing van de OZB aangemerkt moeten worden als woningen. De heffingsambtenaar betoogt dat de arresten niet van toepassing zijn op de onderhavige zaak. Volgens de heffingsambtenaar zijn onroerende zaken die worden ingezet voor kortdurende (recreatieve) verhuur aan derden aan te merken als verblijfsaccommodaties, te vergelijken met hotels en pensions. Dit betoog slaagt niet. Het hof overweegt dat uit de arresten voortvloeit dat de fysieke kenmerken van de onroerende zaak doorslaggevend zijn voor de kwalificatie als woning. De wijze waarop de desbetreffende onroerende zaak wordt gebruikt, te weten eigen gebruik door de eigenaar of al dan niet bedrijfsmatige verhuur aan derden, doet daarbij niet ter zake.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220

Gemeentewet 220a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 8 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen