De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever de termijn voor ambtshalve verminderen bewust heeft gekoppeld aan het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Tegen de navorderingsaanslag had X een rechtsmiddel kunnen aanwenden, zodat het handhaven van de vijfjaarstermijn niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

Aan X is in 2019 in de IB-sfeer een navorderingsaanslag over 2013 opgelegd. Inmiddels staat vast dat zijn bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. In de onderhavige procedure is nog slechts in geschil of het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag terecht is afgewezen. De inspecteur stelt dat het verzoek buiten de vijfjaarstermijn is binnengekomen. Volgens Hof Amsterdam gaat er na herziening van een aanslag door middel van een navorderingsaanslag geen nieuwe termijn van vijf jaren gaat lopen. Ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslag zijn meer dan vijf jaren verstreken na het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft, zodat X geen verzoek tot ambtshalve vermindering kan doen. X gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat de wetgever de termijn voor ambtshalve verminderen bewust heeft gekoppeld aan het einde van het kalenderjaar waarop de aanslag betrekking heeft. Tegen de aanslag had X een rechtsmiddel kunnen aanwenden, zodat het handhaven van de vijfjaarstermijn niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. X beroept zich vergeefs op HR 29 november 2019, 19/02386, V-N 2019/58.13. Dat arrest ging namelijk om een tijdig verzonden verzoek dat door een niet voor rekening van belanghebbende komende omstandigheid na afloop van de vijfjaarstermijn door de inspecteur was ontvangen. Het beroep van X is ongegrond.

Lees ook het thema Navordering.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 45aa

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

97

Gerelateerde artikelen