Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat vof X een pleitbaar standpunt had en dat de boete dus ten onrechte is opgelegd.

Belanghebbende, vof X, exploiteert een fruitwinkel. In 2007 gaat X met drie werknemers/oproepkrachten een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan. Hierin staat dat het aantal te werken uren vooraf niet is te bepalen. X is daarom geen salaris verschuldigd als er geen werk is. In 2012 past X ten aanzien van deze werknemers het lage sectorpremiepercentage voor de WW toe. Volgens de inspecteur zijn de te werken uren ten onrechte niet schriftelijk vastgelegd. In geschil is de naheffingsaanslag loonheffingen, alsmede de boete van 5%. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X een pleitbaar standpunt had en dat de boete dus ten onrechte is opgelegd. Gelet namelijk op het aantal gewerkte uren is aannemelijk dat X mondelinge afspraken had gemaakt over de omvang van de arbeidsuren. Het was in 2012 nog niet duidelijk in hoeverre die afspraken schriftelijk vastgelegd moesten worden. Pas door HR 20 juni 2014, nr. 13/03844, V-N 2014/31.19 is hierover duidelijkheid gekomen. De boete van € 110 moet dus, ongeacht de vraag of sprake is van een verzuim of vergrijp, worden vernietigd. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 4

Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 24a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 23 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen