A-G Koopman is van mening dat de overnemende ondernemer niet eenzijdig het verzoek tot geruisloze doorschuiving kan intrekken.

X en zijn echtgenote (hierna te noemen: de overnemers) exploiteren vanaf 2009 samen met twee andere ondernemers (hierna te noemen: de overdragers) in vof-verband een varkenshouderij. In een ‘side-letter’ komen partijen overeen dat de onderneming in 2012 finaal tegen een bepaalde prijs wordt overgedragen en dat zij alle vier een verzoek tot geruisloze doorschuiving zullen doen. Partijen krijgen later verschil van mening, waarbij de overdragers civielrechtelijk steeds in het gelijk worden gesteld en waardoor de vof uiteindelijk per 1 september 2013 is ontbonden. In geschil is of X kan terugkomen op het verzoek tot geruisloze doorschuiving. Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant staan de aanslagen van de overdragers al onherroepelijk vast, zodat X en zijn echtgenote niet meer kunnen terugkomen op het verzoek. Volgens Hof 's-Hertogenbosch kan X er wel eenzijdig op terugkomen. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Koopman is van mening dat X als overnemer niet eenzijdig het verzoek tot geruisloze doorschuiving kan intrekken. Het verzoek is namelijk gedaan bij de aangifte van de overdrager, zodat intrekking daarvan alleen kan plaatsvinden in de vorm van een aanvulling op die aangifte en daarvoor is de medewerking van de overdrager onontbeerlijk. De A-G concludeert daarom tot gegrondverklaring van het beroep van de Staatssecretaris en tot verwijzing naar een ander hof voor de vraag of de inspecteur het verzoek om toepassing van art. 3.63 Wet IB 2001 terecht heeft gehonoreerd en de aanslag correct is berekend.

Lees ook het thema Doorschuiffaciliteiten.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.63

Rubriek: Inkomstenbelasting

Editie: 16 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

285

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen