Aan de heer X is een voorlopige IB-aanslag over 2005 opgelegd. Door een fout van de ontvanger is ten onrechte niet beslist op het verzoek van X om uitstel van betaling. X heeft van zijn kant een 'spontane' betaling verricht voor de formeel nog niet vastgestelde voorlopige IB-aanslag over 2006. Hierdoor constateert de ontvanger na enige tijd dat X een betalingsachterstand heeft en is een beschikking aanmaningskosten ad € 6 aan X opgelegd. Rechtbank Haarlem volgt de ontvanger in diens standpunt dat de aanmaningskosten kunnen worden verminderd tot nihil. Het beroep van X is gegrond. X krijgt een proceskostenvergoeding van € 26,20. Deze bestaat uit reiskosten van € 2,13 en verletkosten van € 24,07. X krijgt het griffierecht ook terug. De aanmaningskosten van € 6 worden door de ontvanger vervolgens afgeboekt op de aanslag over 2006. X stelt in hoger beroep dat de beschikking aanmaningskosten vernietigd had moeten worden.
Hof Amsterdam (EK VI, 5 september 2013, 09/00242, V-N Vandaag 2013/2561) oordeelt dat de vernietiging van de beschikking aanmaningskosten alsnog moet worden uitgesproken en dat het hoger beroep van X in zoverre gegrond is. Desondanks krijgt X geen proceskostenvergoeding. Van enige op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht te vergoeden kosten is namelijk niets gebleken. X stelt voor het overige vergeefs dat hij door de Belastingdienst zoveel procedures moet voeren dat hij niet kan afstuderen, als gehandicapte niet kan integreren en geen gezin kan stichten. Er is geen causaliteit tussen deze volgens het hof nogal vergezochte schade en enig onrechtmatig handelen van de ontvanger. De ontvanger hoeft slechts het griffierecht van € 110 aan X te vergoeden. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 8:73