De Hoge Raad oordeelt dat het in de heffing betrekken van de pensioen- en lijfrenteaanspraak niet in strijd komt met de goede verdragstrouw. Wel moet er compartimentering plaatsvinden.

Belanghebbende, X, houdt de aandelen in A bv. A bv houdt de aandelen in B bv. In 1997 heeft X zijn onderneming in de bv-structuur ingebracht. Hij heeft daarbij een gerichte lijfrente bedongen. Verder heeft X een pensioen bij A bv bedongen. Eind 2014 emigreert X naar Frankrijk. De inspecteur legt daarom een conserverende aanslag op aan X voor de pensioenaanspraken en de lijfrenteaanspraken. In geschil is of het opleggen van de conserverende aanslag in strijd is met Belastingverdrag Nederland-Frankrijk. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Naar aanleiding van een uitgebreide analyse van de jurisprudentie van de Hoge Raad op het vlak van de belastingheffing over pensioen- en lijfrenteaanspraken bij emigratie (strijdigheid met verdragstrouw), en de reparatiewetgeving op dat gebied, stelt de rechtbank vast dat in de literatuur vraagtekens worden gezet bij deze reparatiewetgeving. Ook is er volgens de rechtbank een praktisch belang.

De Hoge Raad oordeelt dat het in de heffing betrekken van de pensioen- en lijfrenteaanspraak, via een conserverende aanslag, niet in strijd komt met de goede trouw die in acht moet worden genomen bij de uitlegging en toepassing van het Belastingverdrag Nederland-Frankrijk. Volgens de Hoge Raad is er namelijk sprake van het terugnemen van een voorwaardelijk verleende aftrek. De Hoge Raad merkt daarbij wel op dat compartimentering moet plaatsvinden. Voor de lijfrenteaanspraak geldt dit namelijk alleen voor zover de uitgaven zijn gedaan in de periode van 1 januari 1992 tot 1 januari 2001 of in de periode na 15 juli 2009. Dit in verband met de inwerkingtreding van de Wet Brede Herwaardering per 1 januari 1992, de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 per 1 januari 2001 en de inwerkingtreding van art. 3.136 lid 2 Wet IB 2001 per 16 juli 2009. Voor de pensioenaanspraak geldt het alleen voor aanspraken en bijdragen die op grond van art. 3.81 Wet IB 2001 niet tot het loon zijn gerekend in de periode na de inwerkingtreding van art. 3.136 lid 3 Wet IB 2001 op 16 juli 2009.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 18

Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Franse Republiek tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 15

Wet inkomstenbelasting 2001 3.146

Wet inkomstenbelasting 2001 3.136

Wet inkomstenbelasting 2001 3.83

Wet inkomstenbelasting 2001 3.81

Wet inkomstenbelasting 2001 2.8

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 17 juli

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen