Rechtbank Rotterdam acht bewezen dat X zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude door het aankopen van giftenkwitanties en veroordeelt hem tot een taakstraf.

X is werkzaam voor de Belastingdienst en geeft in zijn IB-aangifte 2012 een gift van € 2000 aan de Islamitische Universiteit van Europa op. Enkele jaren later blijkt uit een omvangrijke fraudezaak dat deze giften niet daadwerkelijk werden gedaan. De penningmeester van deze universiteit verklaart in 2017 dat slechts 10 of 12 procent van de giften daadwerkelijk werden betaald. Zijn verklaring wordt ondersteund door anderen die verklaarden dat zij in en rond 2012 kwitanties bij deze universiteit hebben gekocht tegen een bepaald percentage van het op de kwitantie vermelde bedrag. Naast het opzettelijk opnemen van een gefingeerde gift in zijn IB-aangifte 2012 wordt X, als medewerker van de Belastingdienst, ervan beschuldigd opzettelijk vervalste geschriften voorhanden te hebben gehad omdat hij in 2014 aangiften van belastingplichtigen waarbij soortgelijke kwitanties waren opgenomen, heeft beoordeeld en geaccordeerd. X wordt naar aanleiding van de resultaten van de fraudezaak aangehouden en in verzekering gesteld. X wijst ter verdediging naar de gebrekkige administratie van de universiteit waardoor niet bewezen kan worden dat hij de gift niet daadwerkelijk heeft gedaan. Ook wijst hij op het tijdsverloop van het opnemen van zijn gift in zijn IB-aangifte 2012 en de verklaring van de penningmeester in 2017.

Rechtbank Rotterdam acht bewezen dat X zich schuldig heeft gemaakt aan belastingfraude door het aankopen van giftenkwitanties en veroordeelt hem tot een taakstraf. Uit de verklaringen van de penningmeester en anderen is volgens de rechtbank bewezen dat X de opgegeven gift niet daadwerkelijk heeft gedaan en aldus een te hoog bedrag aan uitgaven voor giften in zijn IB-aangifte 2012 heeft opgenomen. Het voorhanden hebben van vervalste geschriften acht de rechtbank niet bewezen omdat X als medewerker van de Belastingdienst geen invloed had op toedeling van dossiers. De opgelegde taakstraf wordt wegens overschrijding van de redelijke termijn (art. 6 EVRM) nog verminderd tot een taakstraf van 30 uren. De in beslag genomen kwitanties worden verbeurdverklaard.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6

Algemene wet inzake rijksbelastingen 69

Algemene wet inzake rijksbelastingen 68

Wetboek van Strafrecht 33

Wetboek van Strafrecht 22

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Strafrecht

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 24 augustus

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen