X is eigenaar van een kantoorpand. Aan hem is een WOZ-beschikking afgegeven, waarbij de waarde naar waardepeildatum 1 januari 2011 wordt vastgesteld op € 4.084.000. De Rechtbank Arnhem verklaart het beroep ongegrond.Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank een juist oordeel heeft gegeven. Niet in geschil is dat de kapitalisatiefactor 11 bedraagt en dat uitgegaan kan worden van de tussen X en de huurder overeengekomen huur van € 130 per m², vrijgesteld van omzetbelasting. Het hof verwerpt de stelling van X dat, omdat over de overeengekomen huur geen omzetbelasting verschuldigd is, de overeengekomen huur inclusief 19% omzetbelasting is en dat de overeengekomen huur daarmee moet worden verminderd tot (€ 130 x 100/119 =) afgerond € 109. Hij verwijst naar de huurwaarden van € 111 en € 112 waarmee de heffingsambtenaar rekent bij de bepaling van de waarde van twee andere, kleinere kantoorruimten in hetzelfde bedrijfsverzamelgebouw. De heffingsambtenaar stelt dat in de markt veelal een compensatie voor de gemiste aftrek van omzetbelasting wordt overeengekomen van 6%. Hij verwijst naar vakliteratuur en naar overeenkomsten waarin kantoren vrijgesteld werden verhuurd waarin een btw-compensatie van 6% is overeengekomen. Ook verwijst hij naar vergelijkbare kantoren waarin huren zijn overeengekomen die hoger zijn dan € 122 per m². Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 13 september