Hof Arnhem-Leeuwarden verwerpt de grief van X over de legitimiteit van de vergelijkingsmethode bij het vaststellen van de WOZ-waarde van woningen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
X is het niet eens met de WOZ-waarde van zijn woning over de jaren 2016 en 2017.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2021/23.1.5) verwerpt de grief van X over de legitimiteit van de vergelijkingsmethode bij het vaststellen van de WOZ-waarde van woningen. Het hof legt uit dat de vergelijkingsmethode door de wet is voorgeschreven. Het is niet aan het hof om de Wet WOZ te toetsen op haar grondwettigheid of om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. Het hof oordeelt dat de gemeente de WOZ-waarden van belanghebbendes woning over 2016 en 2017 voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Het hoger beroep van X is ongegrond. De heffingsambtenaar heeft in zijn incidenteel hoger beroep geprotesteerd tegen de vergoeding voor verletkosten die de rechtbank aan X heeft toegekend. Het hof oordeelt dat die vergoeding van verletkosten terecht is omdat X ondanks zijn pensionering nog voldoende klanten heeft als rechtsbijstandverlener. Omdat X zich heeft moeten verweren tegen het incidenteel hoger beroep van de gemeente, krijgt hij ook voor de fase van hoger beroep een vergoeding van verletkosten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Waardering onroerende zaken
Instantie: Hoge Raad
Editie: 16 november