De Hoge Raad oordeelt dat het hof had moeten toezien op overlegging van de door X bedoelde bescheiden, of had moeten oordelen dat de Ontvanger van zijn verplichting om deze bescheiden te overleggen is bevrijd. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.

A bv maakt onderdeel uit van een groep van ondernemingen die onder meer actief is op het gebied van (internationaal) transport. A bv drijft een onderneming met als activiteiten het in- en verkopen, het huren en verhuren en leasen van transportmaterieel. In 2009 doet de accountant van A bv een melding betalingsonmacht ter zake van de btw over januari 2009. A bv wordt op 30 maart 2010 failliet verklaard. De ontvanger stelt belanghebbende, X, als feitelijk beleidsbepaler, aansprakelijk voor de niet betaalde btw-naheffingsaanslagen over de periode 1 januari 2008 - 31 januari 2009. Rechtbank Gelderland oordeelt dat X kennelijk onbehoorlijk bestuur valt te verwijten. De betalingsonmacht is volgens de rechtbank weliswaar tijdig gedaan, maar uit het onderzoek van de FIOD blijkt dat er valse nota's zijn opgesteld en transacties uitgevoerd waardoor de ontvanger geen verhaalsmogelijkheden meer had. Medio 2008 zijn namelijk financial leasecontracten van vrachtauto's en opleggers omgezet in operational leasecontracten. Tevens werden daarbij de vrachtauto's en opleggers verkocht aan de betreffende leasemaatschappijen. De facturen die hiervoor werden opgemaakt waren volgens de rechtbank niet juist. De op de facturen in de administratie van A bv vermelde bedragen zijn namelijk veelal lager dan de bedragen op de ter zake door de leasemaatschappijen opgemaakte facturen. X is dan ook terecht aansprakelijk gesteld. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de ontvanger X terecht als feitelijk bestuurder heeft aangemerkt en aansprakelijk heeft gesteld. Het hof acht daarbij van belang dat X aanspreekpunt voor de accountant was, door zakelijke relaties als leidinggevende werd beschouwd en dat de omzetting van financial lease in operational lease op initiatief van X is geschied. Ten aanzien van de verkoopsommen die A bv heeft ontvangen voor de verkochte vrachtauto's en opleggers stelt het hof vast dat deze deels zijn verrekend met achterstallige leasetermijnen en deels zijn overgeboekt naar gelieerde vennootschappen. Volgens het hof is er geen sprake van onbehoorlijk bestuur voor zover het ontvangen bedrag is verrekend met achterstallige leasetermijnen. Het hof vermindert de aansprakelijkstelling. In cassatie voert X aan dat de Ontvanger niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof had moeten toezien op overlegging van de door X bedoelde bescheiden, of had moeten oordelen dat de Ontvanger van zijn verplichting om deze bescheiden te overleggen is bevrijd. Nu het hof dat heeft nagelaten, is het oordeel onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verwijst de zaak naar Hof 's-Hertogenbosch.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 8:42

Invorderingswet 1990 36

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 18 januari

7

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen