Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de conserverende IB-aanslag correct is opgelegd. Het aanslagbiljet maakt voldoende duidelijk waarop de aanslag betrekking heeft en ook zijn de enkele essentialia die een aanslagbiljet moet bevatten op het aanslagbiljet vermeld.

Er komt geen nieuw onderzoek naar een inflatieneutrale belastingheffing. Dat schrijft staatssecretaris Van Rij van Financiën aan de Eerste Kamer.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat X niet aannemelijk heeft gemaakt dat het legaat lager zou moeten zijn dan het bedrag van € 100.000 dat is vermeld in de oorspronkelijke aangifte.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de enkele stelling dat haar echtgenoot hartklachten, waaronder een infarct, heeft gehad, niet de conclusie rechtvaardigt dat X niet in verzuim is geweest met het te laat indienen van de bezwaren en de verzoeken om ambtshalve vermindering.

Hof 's-Hertogenbosch is het met de inspecteur eens dat sprake is van een schenking aan X. Bv 1 heeft zich ten gunste van de nv, door toedoen van haar aandeelhouder (A), winst laten ontgaan, zonder daarvoor gecompenseerd te zijn.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X ook met de in hoger beroep overgelegde stukken niet aannemelijk maakt dat zij recht heeft op meer aftrek van voorbelasting. Ook heeft zij geen recht op toepassing van de oude KOR.

A-G Wattel is van mening dat de volmacht van de gemachtigde niet toereikend is om alleen over de griffierechtvergoeding te procederen. De inspecteur heeft de fout van het hof inmiddels hersteld door aanvullend € 93 te betalen, zodat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. Art. 19a Wet BPM 1992 geldt voor alle BPM-procedures “gestart naar aanleiding van een voldoening op aangifte”, dus juist ook als het geschil alleen (nog) maar gaat over de proceskostenvergoeding en het griffierecht.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X geen recht heeft op een proceskostenvergoeding in verband met het ingetrokken beroep, omdat niet is tegemoetgekomen aan haar beroep. De aanmaningskosten zijn terecht opgelegd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de geheimhoudingsplicht van art. 67 AWR een uitputtende regeling is die ook van toepassing is op de verstrekking van onder de geheimhoudingsplicht vallende informatie over de verzoeker zelf.