Belanghebbende, X, is eigenaar van een vrijstaande woning van 625 m³ (exclusief 475 m³ aangebouwde woonruimte) die staat op een perceel van 3.256 m². In geschil is de WOZ-waarde 2011 die door de gemeente is vastgesteld op € 1.418.000. X komt met een eigen berekening waarbij hij aansluiting heeft gezocht bij negen verkopen in zijn wijk tussen 15 december 2009 en 26 juli 2013. X heeft deze verkoopprijzen bij elkaar opgeteld en dit bedrag gedeeld door de som van de oppervlaktes van de percelen van die 9 woningen. De uitkomst (€ 325,50) is het door X gestelde bedrag van de waarde van zijn woning per vierkante meter perceel. Hij heeft dit bedrag vermenigvuldigd met de oppervlakte van zijn perceel, hetgeen leidt tot een uitkomst van € 1.060.000.
Hof Amsterdam verwerpt de rekenmethodiek van X. X heeft namelijk transacties, verspreid over een periode van ruim drieëneenhalf jaar, ter onderbouwing van de door hem gestelde waarde aangedragen, zonder daarbij, behoudens de perceelgrootte, rekening te houden met belangrijke waardebepalende factoren zoals de ligging van het perceel en de inhoud en uitstraling van de opstal. Een dergelijke grofmazige rekenmethode biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de bepaling van de waarde van de woning op een specifieke peildatum. Het hoger beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 12 november