Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de heer X in 2013 een - in Brazilië wonende - fiscale partner heeft en dus niet in aanmerking komt voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting en alleenstaande-ouderkorting.

De heer X huwt in 2005 met mevrouw Y met wie hij een zoon heeft. In de Gemeentelijke basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) staat vermeld dat Y in 2013 in Brazilië woont en vanaf 2018 in Libanon. In haar - mede door X ondertekende - IB-aangifte over 2013 staat dat zij in Brazilië woont en dat zij behandeld wil worden als binnenlands belastingplichtige. In deze aangifte claimt Y de algemene heffingskorting. Zowel haar voorlopige aanslag als de definitieve aanslag zijn aldus vastgesteld. Voor de IB-aanslag van X over 2013 is in geschil of terecht geen rekening is gehouden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting en de alleenstaande-ouderkorting. X stelt dat Y in Libanon woont en door het ontbreken van een belastingverdrag met dat land niet meer als fiscaal partner kwalificeert. Volgens Rechtbank Noord-Holland maakt X niet aannemelijk dat Y in Libanon woont. X gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat X in 2013 een fiscale partner heeft en dus niet in aanmerking komt voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting en alleenstaande-ouderkorting. Uit de door X overgelegde verklaring van een burgemeester uit Libanon blijkt namelijk niet dat de formele werkelijkheid, zijnde de inschrijving van Y aldaar in 2013, ook aan de materiële werkelijkheid is getoetst. Op grond van belastingverdrag met Brazilië kan X dus kiezen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 1.2

Algemene wet inzake rijksbelastingen 5a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 10 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen