De Hoge Raad oordeelt dat X de winst aan de HIR kan doteren. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Amsterdam. Dit hof moet onderzoeken of bij X op de 31 december 2005 een voornemen tot herinvestering aanwezig was.

X drijft, in maatschapsverband, een akkerbouwonderneming. In 2000 is er, in verband met de verkoop van akkerbouwgrond, contact met verschillende projectontwikkelaars. Medio 2004 dient X een verzoek in voor een minnelijke taxatie van een deel van de akkerbouwgrond, in verband met een mogelijke overdracht dan wel schenking van de grond aan zijn drie kinderen. Eind 2004 wordt een perceel akkerbouwgrond aan de kinderen verkocht, waarna in april 2005 de grond wordt geleverd. De inspecteur corrigeert de verkoopprijs van het perceel. In geschil is of de inspecteur is gebonden aan de waarde uit de minnelijke taxatie, en of de boekwinst, voor zover deze betrekking heeft op de correctie, gedoteerd kan worden aan de HIR.

Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur niet aan de waarde is gebonden, omdat niet aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan. Volgens het hof kan de boekwinst wel aan de HIR worden gedoteerd. Volgens het hof staat namelijk onweersproken vast dat X het voornemen had om de verkoopopbrengst van het perceel te gebruiken voor de aankoop van landbouwgronden, en heeft reeds een eerste vervangende aankoop plaatsgevonden. De staatssecretaris gaat in cassatie. X stelt vervolgens incidenteel beroep in cassatie in.

De Hoge Raad oordeelt dat X de winst aan de HIR kan doteren. De Hoge Raad verwijst daarbij naar zijn arrest van 16 september 2016, nr. 15/04483. In dat arrest komt de Hoge Raad onder andere terug op een arrest uit 1970. Vervolgens stelt de Hoge Raad vast dat het, voor het mogen opvoeren van een HIR, voldoende is dat het voornemen tot herinvesteren op de balansdatum aanwezig is. Volgens de Hoge Raad is het dan voldoende dat X op 31 december 2005 het voornemen had om een bedrijfsmiddel aan te schaffen met eenzelfde economische functie als de vervreemde grond. De Hoge Raad verwijst de zaak vervolgens naar Hof Amsterdam. Dit hof moet onderzoeken of bij X op de 31 december 2005 een voornemen tot herinvesteren aanwezig was. De Hoge Raad verklaart het principale beroep in cassatie gegrond en verklaart het incidentele beroep in cassatie ongegrond.

 

Lees ook het thema Herinvesteringsreserve: onbelaste boekwinst voor herinvesteren in nieuwe bedrijfsmiddelen.

 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

Wet inkomstenbelasting 2001 3.54

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 19 september

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen