Kaplan International Colleges UK Ltd uit het Verenigd Koninkrijk fungeert als houdstermaatschappij van andere vennootschappen van de Kaplangroep die diensten op het gebied van onderwijs aanbieden. Voor deze diensten geldt een BTW-vrijstelling. Bij het werven van de studenten maakt KIC gebruik van agenten. Tot oktober 2014 gaan de agenten rechtstreeks een verbintenis aan met KIC. De door de agenten verrichte diensten zijn in het VK aan de BTW-heffing onderworpen. Door toepassing van de verleggingsregeling moet KIC deze btw betalen, die zij ook definitief verschuldigd is, omdat zij geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. In oktober 2014 wordt, in het kader van een BTW-constructie, onder andere Kaplan Partner Services Hong Kong Ltd. opgericht. KPS is gevestigd in Hongkong. Doel van de constructie is dat de plaats van de diensten die de agenten inmiddels voor KPS verrichten in Hongkong is gelegen. Aangezien Honkong geen BTW heft, neemt KPS de diensten zonder BTW af. De Britse Belastingdienst is echter van mening dat de verleggingsregeling van toepassing is en dat KIC derhalve BTW is verschuldigd. De fiscus stelt zich daarbij op het standpunt dat de BTW-vrijstelling voor kostendelende groeperingen van art. 132 eerste lid onderdeel f Btw-richtlijn (koepelvrijstelling) niet van toepassing is. De Britse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Kokott concludeert dat de koepelvrijstelling niet van toepassing is op een groepering als KPS die in een derde land is gevestigd. De A-G overweegt daarbij dat de koepelvrijstelling in beginsel niet leidt tot een verstoring van de mededinging, wanneer deze niet op oneigenlijke wijze wordt toegepast. Vervolgens somt de A-G op wat mogelijke aanwijzingen zijn voor een oneigenlijke toepassing.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 28 april