Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende een aanzienlijk deel van de lonen buiten de loonadministratie heeft gehouden en dat de ter zake van die uren af te dragen LB is verzwegen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende (X) exploiteert een schoonmaakbedrijf. Tijdens een boekenonderzoek wordt geconstateerd dat belanghebbende een fors aantal uren van zijn personeel niet heeft verantwoord. De inspecteur heeft voor deze verzwegen omzet LB-naheffingsaanslagen opgelegd aan belanghebbende.

Hof Amsterdam (MK IV, 9 februari 2012, 10/00613 en 10/00614) oordeelt dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende een aanzienlijk deel van de lonen buiten de loonadministratie heeft gehouden en dat de ter zake van die uren af te dragen LB is verzwegen. Het hof overweegt daarbij dat de verschillen tussen de theoretische brutoloonsom en het werkelijke brutoloon absoluut en relatief zo groot zijn dat het op de weg van belanghebbende ligt om daarvoor een afdoende verklaring te geven. Aangezien belanghebbende geen afdoende verklaring voor de verschillen heeft gegeven, heeft hij volgens het hof niet de vereiste aangifte gedaan. Verder heeft de inspecteur volgens het hof ook de nageheven LB niet tot een te hoog bedrag in aanmerking genomen. De naheffingsaanslagen blijven dan ook in stand. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 1 maart

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen