Belanghebbende, X, houdt samen met zijn broer de aandelen in A bv. Zij verhuren een bedrijfspand aan A bv. A bv voldoet in 2005 nog € 10.852 aan huur, maar in de andere jaren betaalt ze geen huur. Verder heeft A bv een aanzienlijke schuld in rekening courant aan X. A bv wordt in 2009 geliquideerd. X is het niet eens met de aan hem opgelegde IB-aanslag 2007. Volgens X moet er rekening worden gehouden met een afwaardering van € 221.787 op zijn vordering op A bv. Omdat de inspecteur geen uitspraak op het bezwaar van X doet, gaat X in beroep. De inspecteur doet vervolgens uitspraak op het bezwaar. Rechtbank Arnhem verklaart het beroep van X tegen de schriftelijke weigering om een besluit te nemen niet-ontvankelijk. Volgens de rechtbank geldt voor de niet betaalde huur dat deze als ROW-verlies moet worden aangemerkt. X kan de vordering afwaarderen met € 166.880. X gaat in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring.
Hof Arnhem - Leeuwarden (MK II, 22 oktober 2013, 12/00655, V-N Vandaag 2013/2411) oordeelt dat de rechtbank X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep tegen de schriftelijke weigering om een besluit te nemen. Volgens het hof heeft X namelijk geen belang meer bij zijn beroep tegen de weigering om uitspraak op het bezwaar te doen, aangezien de inspecteur inmiddels uitspraak op het bezwaar heeft gedaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92
Algemene wet bestuursrecht 6:2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 26 augustus