A, de vader van belanghebbende (X), overlijdt op 5 oktober 2004. Belanghebbende is de enige erfgenaam. De inspecteur legt de aanslag successierecht echter op aan B, de zuster van A, omdat deze op hetzelfde adres als A staat ingeschreven. Begin 2008 ontvangt de inspecteur een bezwaarschrift waarin wordt uitgelegd dat belanghebbende de enige erfgenaam is. De inspecteur vermindert de opgelegde aanslag naar nihil en legt op 28 juli 2009 een aanslag op aan belanghebbende. De inspecteur vermindert deze aanslag vervolgens ook naar nihil en legt een navorderingsaanslag op. Belanghebbende stelt dat de inspecteur niet bevoegd was tot het opleggen van de navorderingsaanslag, omdat het aan het systeem van de Belastingdienst te wijten is dat in eerste instantie niet al een navorderingsaanslag opgelegd kon worden.
Hof Arnhem oordeelt dat het bezwaarschrift een nieuw feit vormde, op grond waarvan de inspecteur bevoegd was om een navorderingsaanslag op te leggen. De aanslag heeft de inspecteur tot een navorderingsaanslag kunnen converteren, omdat de aanslag buiten de termijn was opgelegd. Onder verwijzing naar de jurisprudentie van de Hoge Raad stelt het hof vast dat de inspecteur de bevoegdheid tot het opleggen van een navorderingsaanslag niet verliest doordat in een eerder stadium een aanslag buiten de termijn is opgelegd die na bezwaar is vernietigd. Ook is volgens het hof niet van belang dat de inspecteur de aanslag had kunnen converteren in een navorderingsaanslag. De navorderingsaanslag blijft in stand.