Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet kan bewijzen dat de naheffingsaanslag tot een te hoog bedrag is opgelegd. De administratie van X toont niet aan dat goederen in Duitsland zijn verkocht of naar Duitsland zijn verstuurd.

X verkoopt kleding en accessoires via een webwinkel, beurzen en fysieke winkels. X verzendt de goederen naar afnemers in onder andere Nederland en Duitsland. De inspecteur legt een naheffingsaanslag omzetbelasting op over de tijdvakken van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Ter discussie staan de in de af te dragen omzetbelasting meegenomen bedragen betreffende sealbagstortingen van verkopen op beurzen in Duitsland, vooruitbetalingen met terugbetaalverplichting en afstandsverkopen naar Duitsland. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de hoogte van de naheffingsaanslag correct vaststelt. Uit de door X verstrekte informatie blijkt niet dat de sealbagstortingen te koppelen zijn aan verkopen aan particulieren in Duitsland. Hierover is terecht omzetbelasting berekend. Bij vooruitbetalingen is de omzetbelasting verschuldigd op het moment dat de betaling wordt ontvangen. Dat een terugbetaalverplichting bestaat bij retourzendingen doet hieraan geen afbreuk. Ook kan X niet bewijzen dat de drempel van afstandsverkopen in Duitsland is overschreden. X kan niet aantonen welk gedeelte van alle verzendingen naar Duitsland is verzonden en of het daadwerkelijk particulieren betreft. Bij de gevallen waar het mogelijk ondernemers betreft kan X niet het nultarief hanteren, aangezien X op de factuur omzetbelasting vermeldt. Het hoger beroep is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 37

Wet op de omzetbelasting 1968 13

Wet op de omzetbelasting 1968 5a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 23 november

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen