Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de door X in 2018 ontvangen nabetaling aan alimentatie over een daarvoor gelegen periode, in 2018 is genoten.

X en Y scheiden in 2002. In een echtscheidingsconvenant komen ze overeen dat Y maandelijks partneralimentatie aan X zal betalen. Y krijgt betalingsproblemen. De civiele rechter stelt de partnerbijdrage aan X vanaf 13 mei 2015 op nihil voor zolang Y in de schuldsanering zit. Medio 2018 eindigt de schuldsanering (WSNP) van Y. Van de vordering van X op Y in verband met achterstallige alimentatie in de periode 2010-2015 wordt aan X in 2018 een bedrag van € 4.813,74 uitbetaald. Als de inspecteur de aangifte IB 2018 van X met dit bedrag corrigeert, gaat X in beroep.

Rechtbank Noord-Nederland verklaart het beroep van X ongegrond. De rechtbank verwerpt de stelling van X dat de ontvangen alimentatie kwalificeert als vermogen in de zin van de Wet IB 2001. Het bedrag is een nabetaling van de tijdelijk opgeschorte achterstallige alimentatie, die alsnog is uitgekeerd. Daarmee verandert het karakter van de betaling niet. Verder verwerpt de rechtbank de stelling van X dat de alimentatie kan worden toegerekend aan de periode 2010 – 2015. Het bedrag van € 4.813,74 is terecht als in 2018 ontvangen alimentatie aangemerkt. Het tijdstip van ter beschikkingstelling van de alimentatie door Y aan de bewindvoerder in het kader van de WSNP is geen ter beschikkingstelling van dat bedrag aan X.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.146

Wet inkomstenbelasting 2001 2.3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 23 november

96

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen