Belanghebbende, X, werkt als Rijnvarende op een binnenvaartschip. De voor het jaar 2007 geldende Rijnvaartverklaring vermeldt geen andere exploitant van het schip dan de Nederlandse eigenaar B. Op 4 januari 2008 is een nieuwe Rijnvaartverklaring afgegeven waarin B als eigenaar is vermeld en de Luxemburgse D als exploitant. In geschil is of het schip in het jaar 2007 behoort tot de onderneming van B of tot de onderneming van D. Volgens de rechtbank heeft de Rijnvaartverklaring van 4 januari 2008 geen terugwerkende kracht. Het goederenvervoer wordt in het betreffende jaar verricht voor rekening en risico van B. D geniet weliswaar een vergoeding voor het uitlenen van personeel, maar B exploiteert het schip en geniet de winst die met het gebruik van het schip in de Rijnvaart wordt behaald. B is de onderneming waartoe het schip behoort. De Nederlandse sociale zekerheidswetgeving is op X van toepassing. X komt in hoger beroep. Hof Den Haag bevestigt de uitspraak van de rechtbank. X heeft, met al hetgeen hij tegenover de betwisting door de inspecteur heeft aangevoerd, niet aannemelijk gemaakt dat het schip behoort tot de onderneming van D. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat aannemelijk is dat D nimmer exploitant van binnenvaartschepen is geweest, maar haar bedrijfsvoering richtte op het ter beschikking stellen van personeel aan ondernemingen die schepen exploiteren. Het hoger beroep is ongegrond.
Inhoudsopgave van deze editie
Gerelateerde artikelen
De Kennisgroep loonheffing algemeen heeft standpunt premie sociaal fonds inhouden op brutoloon (KG:204:2023:2, V-N 2023/20.19.14) ingetrokken, omdat deze overbodig is gebleken gezien standpunt KG:204:2022:8.
PVV-heffing kan volgens A-G niet meer worden bestreden bij IB-navorderingsaanslag
Advocaat-generaal Pauwels bevestigt het oordeel van het hof dat de navorderingsaanslag niet kan worden verminderd voor zover teveel premie zou zijn geheven bij de aanslag. De A-G is het niet eens met X dat de inspecteur de premie opnieuw aan de orde heeft gesteld met de navorderingsaanslag.
Geen tijdsevenredig maximum premie-inkomen bij overlijden (art. 81 Wet RO)
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat het een bewuste keuze van de wetgever is geweest om overlijden uit te sluiten van de tijdsevenredige verlaging van het maximum premie-inkomen. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
SVB weigert terecht afgeven A1-verklaring: Belgische wetgeving van toepassing (art. 81 Wet RO)
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de SVB terecht geen A1-verklaring aan X heeft afgegeven. X woonde ten tijde van de aanvraag namelijk in België, zodat het aan België is om de toepasselijke wetgeving vast te stellen, ook voor een situatie in het verleden. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Tienduizenden bedrijven gaan alsnog failliet door corona
Zo'n 30.000 tot 40.000 bedrijven zullen failliet gaan door coronaschulden. Dat betekent een strop van € 1,5 tot 2 miljard voor de fiscus. Een deel van die dreigende faillissementen is nog wel te voorkomen, schrijft het AD.
Aftrek Liechtensteinse premies en ‘Krankentaggeldversicherung’ bij vaststelling belastbaar inkomen toegestaan
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de in Liechtenstein betaalde sociale zekerheidspremies en ‘Krankentaggeldversicherung’ voor aftrek in aanmerking komen bij de vaststelling van het belastbaar inkomen van X. De ‘Krankenkasse Arbeitgeber Beitrag’ en de ‘Reisespesen' zijn niet aftrekbaar.