Belanghebbende (X) is een fiscale eenheid BTW waar bv1 en bv2 onderdeel van uitmaken. X verkoopt telefoonabonnementen via bv1. Daarbij kan ook een telefoontoestel worden gekocht. Voor de aanschaf kan een afnemer kiezen om hiervoor een lening af te sluiten bij bv2 (het toestelkrediet). Abonnement en toestelkrediet worden in één overeenkomst vastgelegd, en de abonnementskosten en aflossingen worden maandelijks op één factuur doorberekend. Een deel van de afnemers betaalt (een deel van de) maandelijkse termijnen van het toestelkrediet niet. X brengt in verband met deze niet-betalingen BTW in mindering op haar BTW-aangiften.
Volgens Rechtbank Den Haag verricht belanghebbende drie van elkaar te onderscheiden prestaties. Het abonnement, de levering van telefoontoestellen en kredietverlening zijn dus geen ondeelbare prestatie. Daarbij is relevant dat afnemers een abonnement ook zonder aanschaf van een telefoon kunnen afsluiten en bovendien niet verplicht zijn om een krediet af te sluiten. Bij levering van een toestel is de BTW verschuldigd over de gehele koopprijs, ook als een toestelkrediet is afgesloten. Dat X een fiscale eenheid vormt, maakt dit niet anders. Verder leidt de niet-betaling van (een deel van) de aflossingstermijnen niet tot recht op teruggave op grond van art. 29 Wet OB 1968. De koopprijs wordt bij levering namelijk geheel voldaan door bv2 aan bv1. Op dat moment kan alleen nog nakoming worden gevorderd van de aflossingsverplichtingen. In de aflossingstermijnen is geen vergoeding voor een prestatie begrepen. Als er toch een vergoeding voor kredietverlening is, dan is deze BTW-vrijgesteld. Het beroep is dus ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 29